Overslaan en naar de inhoud gaan

Kwaliteit van taal in de inburgering

Laatste update: 30 oktober 2024

7. Maatwerk en differentiatie

7.3 Suggesties voor Programma van Eisen, beoordeling en samenwerking

In het Programma van Eisen, bij de beoordeling van de offertes en tijdens de looptijd van het traject kunnen bijvoorbeeld de volgende vragen gebruikt worden:

1. Hoe faciliteert de aanbieder docenten om te kunnen differentiëren?

Handvatten voor gemeenten: Denk hierbij aan beleid en aan faciliteiten zoals:

  • voldoende passende leermiddelen;
  • voldoende mogelijkheden om digitaal te leren: een goed werkend ict-systeem, diverse licenties en aandacht voor digitale vaardigheden van inburgeraars;
  • aandacht voor de professionalisering van docenten/begeleiders op dit thema;
  • voldoende voorbereidingstijd voor docenten;
  • goed cursistvolgsysteem.

2. Hoe ziet differentiatie in de klas eruit?

Handvatten voor gemeenten: Docenten kunnen op een aantal manieren gedifferentieerd werken:

  • Doelen: bijvoorbeeld door leerdoelen te formuleren voor subgroepen binnen de groep.
  • Instructie: bijvoorbeeld door te werken met verlengde instructie.
  • Leerstofaanbod: bijvoorbeeld door groepen cursisten verschillende opdrachten, verschillend lesmateriaal te geven. Voldoende verschillende passende leermiddelen zijn daarvoor essentieel.
  • Werkvormen en klassenmanagement: bijvoorbeeld door cursisten te laten samenwerken in verschillende samenstellingen.
  • Feedback: bijvoorbeeld door bij het geven van feedback te werken met beoordelingscriteria op verschillende niveaus.

De inzet van vrijwilligers voor differentiatie

Aanbieders kunnen gebruikmaken van de inzet van vrijwilligers in de klas. Vrijwilligers zijn een aanvulling op de professionele docent en kunnen in kleine groepjes cursisten maatwerk leveren zoals oefenen, samen lezen, voorlezen, op weg helpen met digitaal leren en reflecteren op het leren: hoe ging het, wat vind je moeilijk?

Aandachtspunt hierbij is dat de docent verantwoordelijk is en blijft voor het leertraject, de instructie en de keuze voor het leermateriaal. De docent voert de gesprekken met de cursist over leerwensen en vorderingen. Hij heeft het overzicht en beslist bij wie een vrijwilliger wordt ingezet en waarvoor.

3. Hoe ziet de cursistbegeleiding eruit?

Handvatten voor gemeenten: Er zijn drie elementen die hierbij van belang zijn:

  • Regelmatige gesprekken met de cursist. Van belang is dat de docent gedurende het hele traject in gesprek blijft met de cursist. Goede taalscholen nemen cursistbegeleiding daarom serieus. Cursist en docent/begeleider spreken elkaar regelmatig en reflecteren op vooruitgang, leerstrategieën en leerdoelen en -wensen.
  • Monitoren en evalueren van de voortgang. Om als docent goed te kunnen differentiëren is het volgen en evalueren van de vorderingen in de klas een vereiste. Je moet immers eerst weten waar de cursist staat in zijn ontwikkeling, om te kunnen bepalen wat hij nodig heeft om een volgende stap te zetten en waar nog extra aandacht aan moet worden besteed. Als uit toetsing of observatie blijkt dat een cursist meer oefening nodig heeft voor zijn woordenschat, dan is dat belangrijke informatie voor de docent. Het volgen van de vorderingen kan gebeuren door te kijken waar de cursist is in lesmateriaal, wat zijn scores zijn op online oefeningen uit het lesmateriaal, door leerstofonafhankelijke toetsen in de zetten, door praktijkopdrachten te geven of een soort assessment. De inzet van een portfolio past hier goed bij (zie hoofdstuk 4 Motivatie en aansluiten op de leerbehoefte).
  • Een cursistvolgsysteem. Cursistbegeleiding wordt ondersteund door een gedegen cursistvolgsysteem, waar de docent toegang toe heeft. Relevante gegevens die daarin zouden moeten worden bijgehouden zijn bijvoorbeeld: de inburgeringstermijn van de cursist, zijn trajectkeuze en uitstroomdoel, presentie, voortgang in competentieontwikkeling, leerwensen en relevante persoonlijke omstandigheden, iemands participatieactiviteiten en ook of iemand een taalmaatje heeft of niet.

4. Hoe stelt de aanbieder groepen samen?

Handvatten voor gemeenten: Er zijn drie elementen die hierbij van belang zijn:

  • Groepen kunnen in de basis worden samengesteld naar taalniveau, leerbehoefte of leertempo, maar ook het functionele leerdoel van de cursisten kan een basis vormen voor groepsindeling. Denk aan ouders met jonge kinderen of werkenden. In alle gevallen gelden de bovengenoemde uitgangspunten van differentiatie.
  • Je kunt verschillen ook benutten. Denk bijvoorbeeld aan deelnemers uit de Z-route en B1 samen in KNM-lessen. Deelnemers met dezelfde moedertaal zouden bijvoorbeeld met inzet van een tolk in één groep kunnen werken.
  • Voorkom continue instroom of voortdurende wisseling in groepssamenstelling. Verbondenheid is een belangrijk element in leren (zie hoofdstuk 4 Motivatie en aansluiten op de leerbehoefte). Daarom is het belangrijk dat de groep niet de hele tijd op de schop gaat.

Inhoud