Overzicht van maatregelen
Hieronder vind je een overzicht van de 21 maatregelen, zoals genoemd in het wetsvoorstel Participatiewet in Balans, onderverdeeld in vijf thema's:
- Aanvraagprocedure
- Begeleiding participatie en re-integratie
- Een stabiel en voldoende inkomen
- Vaststellen recht
- Overig
Heb je vragen? Neem dan contact op met Erik Rutten, Divosa-programmamanager Participatie in Balans, erutten@divosa.nl.
1. Aanvraagprocedure
-
De aanvrager krijgt meer mogelijkheden om zich te identificeren. Ook een (geldig) rijbewijs geldt als een geldig identificatiemiddel. Daarnaast wordt identificatie met DigiD mogelijk gemaakt.
De identificatieplicht binnen de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wordt gelijkgetrokken met de identificatieplicht binnen de Participatiewet.
-
- Het college heeft de plicht om iemand die zich meldt voor een bijstandsaanvraag, in staat te stellen om die aanvraag ook daadwerkelijk in te dienen.
- Wanneer een aanvraag voor een Bbz- of IOAW/IOAZ-uitkering wordt afgewezen en alsnog een bijstandsaanvraag wordt ingediend, dan geldt de datum waarop de aanvrager zich heeft gemeld voor de Bbz- of IOAW/IOAZ-uitkering als meldingsdatum voor de bijstandsaanvraag.
- Bij een aanvraag binnen 12 maanden na beëindiging, mag het college reeds beschikbare gegevens van de aanvrager opnieuw gebruiken.
- Gewijzigde regelgeving >
-
Het college krijgt de bevoegdheid om de 4-weken zoekperiode niet toe te passen, als individuele omstandigheden daarom vragen.
2. Begeleiding participatie en re-integratie
-
De gemeentelijke bevoegdheid om bij verordening de verlaging van de bijstand te regelen, wordt grotendeels ingevuld door een AMvB. Bij AMvB worden regels gesteld met betrekking tot de hoogte en duur van een verlaging. Dit geldt ook voor de taaleis.
Daarnaast krijgt de belanghebbende de mogelijkheid om de verlaging te laten heroverwegen.
Generieke verplichtingen/maatregelen komen te vervallen.
-
De term 'sociale activering' wordt vervangen door 'maatschappelijke participatie'.
- Oorspronkelijke doelstelling sociale activering: arbeidsinschakeling/zelfstandige maatschappelijke participatie.
- Nieuwe doelstelling: deelname aan het maatschappelijk leven.
Daarbij wordt ook de grondslag voor de gemeentelijke re-integratieverordening verbreed: deze dient ook regels met betrekking tot maatschappelijke participatie die niet gericht zijn op arbeidsinschakeling, te bevatten.
Hier is ook een link met het vervallen van de tegenprestatie en de daarbij horende verordeningsplicht. De tegenprestatie wordt nu vormgegeven als een voorziening die gericht is op maatschappelijke participatie.
-
De aanspraak op ondersteuning wordt uitgebreid met ondersteuning bij maatschappelijke participatie.
-
Benadrukt wordt dat het in eerste instantie aan betrokkene is om zijn maatschappelijke participatie vorm te geven.
-
De generieke verplichtingen (zie Maatregelen) en de tegenprestatie komen te vervallen. De verplichte tegenprestatie wordt vervangen door de verplichting tot maatschappelijke participatie, waarbij betrokkene in eerste instantie zelf invulling mag geven aan die maatschappelijke participatie (zie Recht op eigenstandig vormgeven participatie).
Door het vervallen van de tegenprestatie, vervalt ook de verplichting tot het ontwikkelen van beleid en het vormgeven van een verordening ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie.
Daarnaast wordt benadrukt dat de mogelijkheden van de betrokkene bepalend zijn voor de invulling van de generieke participatieverplichtingen en kan iemand ook in verband met dringende redenen worden ontheven van de verplichting om een aangeboden voorziening te accepteren.
-
In de oorspronkelijke tekst wordt geen gezamenlijke huishouding aangenomen als er sprake is van tweedegraads familie plus zorgbehoefte. In de nieuwe tekst geldt alleen zorgbehoefte als voorwaarde, waarbij zorgbehoefte wel aanleiding moet zijn (geweest) voor samenwoning.
Daarnaast wordt verduidelijkt dat mantelzorg geen op loon te waarderen arbeid is.
3. Een stabiel en voldoende inkomen
-
Essentieel is de introductie van een AMvB die regelt hoe netto inkomen moet worden berekend en hoe vakantiegeld, een eindejaarsuitkering of een keuzebudget op de bijstand verrekend moeten worden.
In aansluiting hierop is de wet op twee punten verduidelijkt:
- De regeling rond onkostenvergoedingen.
Onkostenvergoedingen worden buiten beschouwing gelaten, tenzij ze als fiscaal loon worden aangemerkt. Dit houdt ook verband met de bepalingen rond de vaststelling van het netto inkomen. - De regeling van het transactie beginsel.
Hoofdregel: inkomen dat betrekking heeft op de bijstandsperiode, wordt pas gekort op het moment dat betrokkene er (in redelijkheid) over kan beschikken.
Twee uitzonderingen:
(a) na bijstandsverlening ontvangen inkomen wordt alsnog toegerekend naar de periode van verwerving, waardoor het dus achteraf (zodra betrokkene er in redelijkheid over kan beschikken) kan worden teruggevorderd.
(b) inkomen waarover iemand beschikt maar dat (ten dele) is bedoeld voor een in de toekomst gelegen periode, wordt in gelijke delen naar de toekomst toe in aanmerking genomen.
- De regeling rond onkostenvergoedingen.
-
Introductie van een bufferbudget. Per kalenderjaar kan het college tot maximaal € 1000 ambtshalve toekennen aan degene die door inkomstenverrekening in een of meerdere specifieke maanden over minder kan beschikken dan de bijstandsnorm. Het bufferbudget wordt niet als middel aangemerkt.
-
De verschillende vrijlatingsregelingen komen te vervallen en worden vervangen door een generieke vrijlatingsbepaling: 15% gedurende 1 jaar (voor gepensioneerden 25% en in tijd onbeperkt), met een verlengingsmogelijkheid als uitbreiding van de urenomvang niet mogelijk is.
De vrijlating geldt – anders dan de huidige regeling – ook voor jongeren onder de 27 jaar. Voor de situaties dat in het huidige recht de vrijlating niet in tijd beperkt is, blijft ook een in tijd onbeperkt recht op vrijlating gelden.
Overgangsrecht: De algemene vrijlatingsregeling en de vrijlating voor alleenstaande ouders blijft voor de duur van de looptijd gelden, als de betrokkene hier al recht op had voor inwerkingtreding van de generieke vrijlating.
4. Vaststellen recht
-
Als iemand voor de Participatiewet een norm ontvangt die gelijk is aan die van een alleenstaande, maar diegene voor het Kindgebondenbudget wordt aangemerkt als gehuwd met kind(eren), creëert deze bepaling een recht op ophoging van de norm. De ophoging is gelijk aan het maximale maandbedrag alo-kop.
-
Giften tot € 1200 worden buiten beschouwing gelaten. Daarnaast geldt ook voor kostenbesparende bijdragen, waaronder boodschappen van levensmiddelen, de vrijlating tot € 1200.
-
In de wet zijn (standaard) verhogingen opgenomen voor jongeren met hogere kosten van bestaan, die hiervoor geen beroep op hun ouders kunnen doen (artikel 12 vervalt). Vanaf de inwerkingtreding van de wet, valt de verhoging van de jongerennorm in deze situaties binnen de algemene bijstand.
Overgangsrecht: de betrokkene houdt recht op al toegekende/aangevraagde (bijzondere) bijstand, wanneer deze hoger ligt dan de bijstand op basis van de nieuwe bepaling.
-
De oorspronkelijke bepaling voorzag in een norm = 50% van de gehuwdennorm voor een gehuwde met een niet-rechthebbende partner zonder kostendelende medebewoners. Binnen de nieuwe bepaling geldt dat de betrokkene in deze situatie recht heeft op de voor hem geldende alleenstaande norm.
-
De wet maakt het verlenen van bijstand met terugwerkende kracht van maximaal 3 maanden mogelijk, als individuele omstandigheden dit noodzakelijk maken. In de IOAZ wordt daarnaast de mogelijkheid gecreëerd om tot 3 maanden na bedrijfsbeëindiging alsnog een IOAZ-aanvraag in te dienen.
-
De staffelmethode binnen de vermogensvaststelling vervalt.
5. Overig
-
De mogelijkheden om te experimenteren worden verbreed tot experimenten gericht op maatschappelijke participatie. En de experimenteertermijn wordt verlengd van 3 naar 5 jaar.
-
Een voorschot bedraagt in ieder geval 95% van de voor betrokkene geldende bijstandsnorm.
-
Aannemen gezamenlijke huishouding op basis van onweerlegbaar rechtsvermoeden:
- Oorspronkelijke voorwaarde: eerder huwelijk of voor bijstand als gehuwd aangemerkt.
- Nieuwe voorwaarde: in de twee jaar voorafgaand aan bijstandsverlening gehuwd of voor bijstand als gehuwd aangemerkt.
- Gewijzigde regelgeving >