Overslaan en naar de inhoud gaan

Gemeenten eindelijk aan het stuur bij de inburgering

KIS-monitor gemeentelijk beleid arbeidstoeleiding statushouders

Gemeenten zijn dit jaar voortvarend aan de slag gegaan met de Wet inburgering 2021. Zij willen inburgeraars – statushouders én gezinsmigranten – goed en snel ondersteunen bij hun inburgering. Toch is er voor gemeenten en hun samenwerkingspartners nog veel werk aan de winkel om de ambities van het nieuwe inburgeringsstelsel waar te kunnen maken.

Dit blijkt uit de jaarlijkse monitor Gemeentelijk beleid arbeidstoeleiding en inburgering statushouders en gezinsmigranten van Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) in samenwerking met Divosa, die nu voor de zesde keer op rij uitkomt.

Snel starten met inburgeren

Uit de monitor blijkt dat gemeenten verwachten dat zij 45% van de statushouders onder de Wi2021 al kunnen gaan begeleiden vanuit het azc. Veel statushouders verblijven lang in het azc, omdat er voor hen nog geen woning beschikbaar is. Daarbij wonen zij vaak in azc’s die ver zijn van de gemeente waaraan zij gekoppeld zijn.

Daarom werken gemeenten en het COA steeds vaker samen om al in het azc te starten met de begeleiding in het kader van de inburgering. ‘Out of the box’- oplossingen – zoals het organiseren van activeringsactiviteiten in de buurt van de opvanglocatie – zijn nodig zolang de wachttijden voor vestiging in de gemeente hoog zijn.

Betrekken van werkgevers blijft uitdaging

De monitor laat zien dat bijna alle gemeenten bezig zijn met het organiseren van participatie-activiteiten in de inburgering. Werkgevers blijken echter niet altijd bereid om participatieplekken voor inburgeraars te bieden, zeker als zij nog aan het begin van hun taaltraject staan.

Gemeenten hebben nu relatief veel afspraken gemaakt met vrijwilligersorganisaties en de sociale werkvoorziening. Dit kan een goede start zijn, maar de stap naar werk is in zo’n geval nog ver weg. Er is een intensivering van de samenwerking met werkgevers nodig om meer plaatsen te realiseren.

Toegang tot geschikte onderwijsroute

De monitor van 2021 toonde aan dat de ontwikkeling van de onderwijsroute in gemeenten stagneerde. Dit kwam onder andere omdat het binnen de gestelde financiële kaders niet lukte om onderwijsinstellingen te contracteren voor het aanbieden van taalschakeltrajecten op alle niveaus.

Na een onderzoek naar de kostenopbouw van de onderwijsroute in de zomer van 2021 is extra budget vrijgemaakt om er op regionaal niveau voor te zorgen dat het aanbod voor de onderwijsroute tot stand kan komen. Gemeenten vinden de onduidelijkheid over de structurele financiering en organisatie van de onderwijsroute een knelpunt: dit belemmert het afsluiten van meerjarencontracten met onderwijsinstellingen. 

Een flink deel van de gemeenten constateerde ten tijde van de invulperiode van deze monitor (eerste kwartaal 2022) dat er in hun gemeente of regio nog geen onderwijsinstelling was gevonden die taalschakeltrajecten voor de onderwijsroute wilde aanbieden. Er is een tekort aan leerkrachten en gemeenten schatten – net als in 2021– dat slechts een klein deel van de inburgeraars in aanmerking komt voor de onderwijsroute.

Dit betekent dat het daadwerkelijk realiseren van (een tijdige start) van trajecten op diverse niveaus lastig is, omdat de benodigde groepsgrootte niet wordt gerealiseerd. Naar verwachting kan een deel van de inburgeraars voor wie de onderwijsroute het meest passend is, (nog) niet via deze route inburgeren. Het is nog te vroeg om conclusies te trekken over de werking van deze route. 

Gezinsmigranten nog niet bij alle gemeenten goed in beeld

Tot slot zien we in de monitor dat zes op de tien gemeenten van plan zijn om – bovenop hun wettelijke taken – gezinsmigranten te ondersteunen bij het inburgeren. Bijvoorbeeld door het bieden van hulp bij de keuze van een taalcursus en het actief wijzen op het aanbod in de gemeente voor arbeidstoeleiding, informele taallessen of vrijwilligerswerk. In tegenstelling tot statushouders, betalen gezinsmigranten zelf het taalonderwijs.

Tegelijkertijd geven gemeenten aan dat zij – omdat ze eerder geen rol hadden in de inburgering van gezinsmigranten – nog niet goed weten hoe deze ‘doelgroep’ eruit ziet en wat hun eventuele vragen en behoeften zijn.

Samengevat zegt onderzoeker Marjan de Gruijter over de monitor van dit jaar: ‘We zien dat gemeenten hun regierol pakken en blij zijn dat zij meer dan eerst kunnen doen om nieuwkomers te ondersteunen bij hun inburgering.’

Informatie

Contactpersoon