Overslaan en naar de inhoud gaan

Minister Van Gennip: 'Statushouders sneller aan het werk'

Het kabinet wil dat statushouders sneller aan het werk gaan. Op de arbeidsmarkt loopt deze groep op dit moment achter op de rest van de beroepsbevolking. Dat is niet goed voor statushouders zelf, maar ook niet voor de samenleving als geheel. Werk vergroot de kans op participatie en op integratie, schrijft minister Karien van Gennip (SZW) in een brief aan de Tweede Kamer.

Startbanen

De minister wil zogeheten startbanen creëren voor statushouders die van de opvang verhuizen naar een gemeente. In deze startbanen gaan betaald werk en het leren van de taal hand in hand. Op die manier zouden ze snel aan de slag kunnen met betaald werk en tegelijkertijd de taal leren. In sommige gemeenten lopen al initiatieven in die richting. Hoe ze dat precies doen, bepalen ze zelf. Via een startbaan vinden statushouders eerder hun draai in de maatschappij, schrijft de minister in de brief. Als de startbanen succesvol zijn, gaan meer gemeenten dit doen.

Snel starten

Het plan van de minister beoogt de participatie van statushouders zo vroeg mogelijk te laten beginnen. Van Gennip verwijst in haar brief naar het coalitieakkoord, waarin de mogelijkheid is opgenomen dat kansrijke asielzoekers vanaf dag één in een asielzoekerscentrum al les krijgen in de Nederlandse taal en de mogelijkheid om makkelijker (vrijwilligers)werk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van bestaande instrumenten uit de Wet inburgering 2021 en de Participatiewet. Het plan heeft een stevige inzet van werkgevers en gemeenten nodig. Uiteindelijk is het de bedoeling dat statushouders een baan voor langere tijd vinden die past bij hun niveau. Het plan vloeit ook voort uit een reeks moties in de Tweede Kamer en een reeks eerdere toezeggingen van de minister.

Belemmeringen aanpakken

Praktische belemmeringen waar statushouders, gemeenten, werkgevers en andere partijen tegenaan lopen wil de minister aanpakken. Het gaat dan om onder meer erkenning van diploma’s, (vak)taal op de werkvloer, culturele verschillen en begeleiding naar en op het werk. Het kabinet wil praktijkleren in het mbo stimuleren en werkgevers beter voorlichten over het in dienst nemen en opleiden van statushouders. Ook wordt informatie over leren en werken voor de statushouders zelf verbeterd. Hierbij neemt de minister de geleerde lessen van de relatief snelle en hoge arbeidsparticipatie van Oekraïners mee. 

Wat vindt Divosa?

Divosa onderschrijft het doel dat de minister stelt: hoe sneller statushouders aan het werk gaan en integreren, hoe beter. Belangrijk is wel dat het werk ook echt bij iemand past en bijdraagt aan inburgering. Integratie moet duurzaam zijn. Ook is Divosa blij met de link tussen participatie en taal.

Gemeenten doen al veel op het vlak van werk voor statushouders. Het is belangrijk te blijven kijken naar wat werkt voor de statushouders én voor de uitvoering. Divosa heeft al veel kennis opgedaan in zogeheten Communities of Practice waarin professionals die werken met de Wet inburgering 2021 samenkomen om te leren in de uitvoering. Gemeenten en partners proberen de knelpunten op te lossen. Het is zaak om wat nu al goed gaat te versterken en dat daar ook voldoende middelen voor beschikbaar zijn.  

Divosa benadrukt ook dat de groep statushouders divers is. Mensen die onder de Wet inburgering 2021 vallen, krijgen begeleiding vanuit de gemeente. Dat geldt niet voor statushouders die onder oudere inburgeringswetten vallen. Per groep werkt een andere aanpak in de toeleiding naar werk. Divosa roept de minister op hier rekening mee te houden. 

Informatie