Overslaan en naar de inhoud gaan

Bijstandsvolume Amsterdam met maar liefst 16% gedaald: minder uitkeringen door investeren in doelgroepgerichte aanpak

Het uitvoeren van de bijstand is een complex proces dat in elke gemeente zijn eigen dynamiek kent. Amsterdam heeft een aanpak ontwikkeld die succesvol is in het terugdringen van het aantal mensen dat afhankelijk is van deze uitkering. Het bijstandsvolume daalde in 2022 met maar liefst 16%, ruim boven de landelijke benchmark (6,7%). Aan de basis hiervan ligt een doelgroepgerichte aanpak, mogelijk gemaakt door een gedegen inzicht in data en door een stadsbestuur dat daar ook extra in investeert. En natuurlijk helpt de ruime arbeidsmarkt een hand(je) mee, vertelt afdelingsmanager Werk & Participatie Erwin Schut.

Schut is behalve afdelingsmanager voor het gebied Nieuw West/Zuid proceseigenaar Werk & Inkomen voor de hele stad – en daarmee verantwoordelijk voor een zo goed mogelijk georganiseerde ‘klantreis’, van intake naar uitstroom. Schut: ‘De bestaanszekerheid van veel mensen staat onder druk. We kijken hoe we in een lastige tijd – denk aan corona, inflatie of de energiecrisis – Amsterdammers in de bijstand zo goed mogelijk kunnen bijstaan. Zowel de mensen die we snel aan het werk helpen, maar ook de mensen die meer begeleiding nodig hebben of misschien wel nooit uit de bijstand komen. Ook voor die groep kan bijvoorbeeld een aantal uur vrijwilligerswerk veel opleveren. Werk is zoveel meer dan alleen een baan en een inkomen, het zorgt voor een netwerk, zelfvertrouwen en voldoening.’ 

Andere focus door corona

Door corona is de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt. Erwin Schut: ‘Daar hebben we drie jaar zwaar op ingezet met extra intensieve dienstverlening aan de voorkant. Dit in de wetenschap dat het moeilijker wordt om uit de bijstand te komen naarmate het verblijf langer duurt. We zijn begonnen met mensen te begeleiden terwijl ze nog WW hadden en het Regionaal Werkcentrum is gestart om mensen van werk naar werk te begeleiden. We hebben op die manier veel mensen aan het werk geholpen.’

De arbeidsmarkt bij ons is heel anders dan in bijvoorbeeld Rotterdam of Den Haag

Amsterdam heeft het goed gedaan, zegt Schut, al zijn de cijfers moeilijk met elkaar te vergelijken: ‘De arbeidsmarkt bij ons is heel anders dan in bijvoorbeeld Rotterdam of Den Haag. Zo vind je hier veel meer diversiteit in functies en vacatures. Daarmee hebben we eigenlijk voor alle doelgroepen veel uitstroom kunnen bewerkstelligen.’

Van zzp naar dienstverband

Ze zijn niet meegeteld in de in- en uitstroomcijfers van de bijstand, maar ook gebruikers van de Tozo-regeling hebben natuurlijk veel aandacht gevraagd. Schut: ‘Amsterdam heeft meer dan gemiddeld veel zzp’ers. We gingen van start met maar liefst 41 duizend Tozo-aanvragers! Binnen een maand hadden die allemaal een uitkering.’ Al snel bleek uit de data dat een flink aantal zzp’ers geen vertrouwen meer had in het zelfstandig ondernemerschap en liever in dienst wilde. ‘Ook hier geldt dat we mensen het liefst zo snel mogelijk aan het werk wilden helpen’, vervolgt Schut. ‘Daar hebben we dan ook een heel programma op ontwikkeld, in dit geval voor mensen die verder wilden als medewerker met wat meer zekerheden.’

‘Frisseblikgesprek’

Vlak voor de coronacrisis was Amsterdam gestart met een ‘frisseblikgesprek’ met de mensen die langdurig gebruik maken van de bijstand. Schut: ‘Daar zijn we in de coronatijd, weliswaar minder intensief, mee doorgegaan. Inmiddels hebben we bijna het hele bestand van mensen gesproken die langer dan vijf jaar in de uitkering zitten. Daarbij hebben we gekeken naar persoonlijke omstandigheden en naar wat er nodig is om aan het werk te komen. Velen hebben flinke stappen gezet. Daar kunnen we echt mee verder. Daarnaast hebben we een aantal mensen gezien die eenvoudigweg geen recht meer heeft op een uitkering. Die uitkeringen zijn stopgezet. Al met al heeft dat geleid tot een enorme uitstroom.’

Sturen op cijfers en trends

De in- en uitstroomcijfers van mensen in de bijstand zijn natuurlijk belangrijke stuurmiddelen. Door hier gericht naar te kijken, kan de gemeente bepalen welke doelgroepen de meeste aandacht nodig hebben. Een belangrijk aspect van de Amsterdamse aanpak is dat de gemeente continu kijkt naar haar eigen cijfers en trends, niet alleen op stads-, maar ook op gebiedsniveau. Schut: ‘Door de maand- en weekcijfers te volgen en periodiek te kijken naar in- en externe ontwikkelingen, kunnen we snel bijsturen als dat nodig is.’

Het is van groot belang om altijd voor ogen te houden: wat is nou het beste voor de klant?

Als de resultaten afwijken van die van andere grote gemeenten (de G4) of de landelijke benchmark, wordt gekeken waar de verschillen door worden veroorzaakt en welke aanpak beter zou werken. ‘Enerzijds hebben we natuurlijk landelijk verdeelmodellen’, legt Schut uit. ‘Als je als gemeente niet met de trend meeloopt, krijg je minder uit het BUIG-budget. En dan heb je niet alleen een sociaal, maar ook een financieel probleem. De landelijke benchmark is hierin dus belangrijk. Tegelijk is het van groot belang om altijd voor ogen te houden: wat is nou het beste voor die klant? Voor die Amsterdammer?’

Doelgericht investeren

De tijd en aandacht gaat nu dus met name uit naar mensen die langer in de uitkering zitten. Schut: ‘In de afgelopen twee jaar zijn meer dan vijfduizend mensen uitgestroomd. Dat tempo gaan we natuurlijk niet voortzetten. Maar de instroom neemt navenant ook af. Het kostte gewoon veel meer inspanning om mensen die lang in de bijstand zitten, te begeleiden naar werk.’

Maatwerk op basis van kwalitatief goede data zorgt ervoor dat je daarin doelgericht kunt investeren, vindt Erwin Schut. ‘Door een doelgerichte aanpak leren we voor specifieke groepen waar we processen kunnen verbeteren. We weten wie parttime werkt, welke mensen een samengesteld gezin hebben, we kennen de eenouder gezinnen of de huishoudens waar twee mensen samen van een uitkering leven en hoe lang ze die hebben. Als je daar goed naar kijkt, kun je je dienstverlening daarop afstemmen en zo het verschil maken. We zien bijvoorbeeld dat veel mensen parttime werken en daarbij nog een aanvullende uitkering  hebben en graag meer uren willen werken. We hebben daar een gerichte, aanvullende aanpak op ontwikkeld. Als wij als gemeente werkgevers bellen en  vragen of ze in staat zijn om meer uren te geven, zodat mensen uit de uitkering raken, dan zijn ze daar – zeker in de huidige arbeidsmarktsituatie – vaak best toe bereid.’   

Nu kansen pakken

Zo’n doelgroepgerichte aanpakt brengt natuurlijk ook kosten met zich mee. Een deel van de verklaring voor de forse uitstroom van de afgelopen jaren ligt in de extra investeringen die het Amsterdamse stadsbestuur voor haar rekening neemt.

Voor mensen die veel tijd en aandacht nodig hebben, hebben we onvoldoende middelen

Schut: ‘We hebben méér middelen beschikbaar dan we eigenlijk krijgen vanuit het rijk. Je kunt het ook zo zeggen: wij vinden dat het rijk méér zou moeten bijdragen. Voor mensen die kort in de bijstand zitten, lukt het wel in deze arbeidsmarkt. Maar voor mensen die veel tijd en aandacht nodig hebben in de vorm van begeleiding en intensievere dienstverlening, hebben we onvoldoende middelen. Het bestuur vindt dit zo belangrijk dat het extra investeert. Voor de komende vier jaar geven we dat vorm in het programma “Iedereen kans op werk”, waarin we iedereen die kan en wil maximaal ondersteunen. Met die extra middelen kun je voor specifieke groepen écht iets extra’s doen. Zo gaan we investeren in mensen door om- en bijscholing en loopbaanpaden, zetten we extra in op sociaal werk en willen we de onzekerheid over inkomenseffecten bij betaald werk verminderen.’

Kijkend naar de huidige situatie op de arbeidsmarkt, is dat urgent, vindt Schut: ‘Je moet nu je kansen pakken: de arbeidsmarkt staat te schreeuwen om mensen. Met iets meer begeleiding willen werkgevers ze wel opnemen. We worden aan alle kanten benaderd – zorg, onderwijs, kinderopvang, techniek, bouw – overal zeggen ze: kom maar op met die mensen. Het vraagt iets meer begeleiding, maar daar is nu ruimte voor. In een andere conjunctuur kan dat weer anders zijn, al wordt nu voor sommige sectoren al gesproken van een structureel tekort. Dus dat vraagt ook om een ander manier van mensen naar werk begeleiden, bijvoorbeeld door meer scholing in te zetten.’  

Over de Divosa Benchmark

De Divosa Benchmark is een samenwerking van Divosa, Stimulansz en BMC Onderzoek. De Divosa Benchmark bestaat uit drie benchmarks: Werk & Inkomen, Armoede & Schulden en Statushouders & Inburgering. De informatie uit deze benchmarks hangt nauw met elkaar samen. Met de benchmarks kunnen gemeenten hun resultaten meten en vergelijken met andere gemeenten. Van elkaar leren en de uitvoering verbeteren staan hierin voorop.

Meer weten of deelnemer worden? Kijk op www.divosa-benchmark.nl.