Rapportage Monitor Vroegsignalering Schulden
Sinds 1 juli 2021 monitort Divosa de vroegsignalering van schulden bij deelnemende gemeenten in de Monitor Vroegsignalering Schulden. Deze eerste rapportage van de monitor geeft een eerste beeld van de uitvoering. De rapportage bevat cijfers over de eerste 9 maanden van 2021 van in totaal 144 gemeenten.
Over de Monitor Vroegsignalering Schulden
Divosa helpt gemeenten met de Monitor Vroegsignalering Schulden om inwoners met schulden vroegtijdig en effectief hulp aan te bieden om hogere schulden en daarmee samenhangende problemen te voorkomen.
De Monitor Vroegsignalering Schulden – in de vorm van een dashboard, bijeenkomsten en publicaties – ondersteunt gemeenten om vroegsignalering zo efficiënt en effectief mogelijk in te richten én zorgt ervoor dat gemeenten van elkaar kunnen leren.
Meer informatie over de Monitor Vroegsignalering Schulden vind je hier.
Inhoud
-
Methodologische verantwoording
-
2 Opvolgen van signalen
- Introductie
- 2.1 Bijna alle gemeenten zetten huisbezoeken, telefonische contacten en brieven in voor opvolgen signalen
- 2.2 Meeste gemeenten zetten in op heldere taal bij schriftelijke communicatie
- 2.3 165 duizend contactpogingen in de eerste 9 maanden van 2021
- 2.4 Bellen meest gebruikte manier om contact te leggen met inwoners
- 2.5 Honderden verschillende manieren om vroegsignalen op te volgen
Contactpersoon
Rapportage Monitor Vroegsignalering Schulden
Laatste update:Inleiding
Vroegsignalering schulden
Sinds 2012 zijn gemeenten verantwoordelijk voor het ondersteunen van mensen met financiële problemen. Dit is geregeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). Uit cijfers van het CBS blijkt dat op 1 oktober 2020 7,6% van de Nederlandse huishoudens geregistreerde problematische schulden had. Dat zijn 614 duizend huishoudens. Het tijdig signaleren van betalingsachterstanden (vroegsignalering) kan helpen bij het voorkomen van problematische schulden.
Sinds 1 januari 2021 zijn gemeenten met de inwerkingtreding van de nieuwe Wgs verplicht om vroegsignalen van betalingsachterstanden bij zogeheten vastelastenpartners (VLP’s) op te volgen en inwoners een hulpaanbod te doen. Op dit moment zijn woningverhuurders, drinkwaterbedrijven, energiebedrijven en zorgverzekeraars aangemerkt als vastelastenpartners.
Sommige gemeenten, zoals Amsterdam en Nijmegen, hadden al jaren afspraken met VLP’s over het aanleveren van vroegsignalen en namen naar aanleiding daarvan contact op met inwoners om hen hulp aan te bieden. In het kader van het project ‘Vroegsignalering schulden landt in Nederland’ hebben deze twee gemeenten samen met PLANgroep, Asessor en Bureau EV vanaf 2019 gemeenten op verschillende wijzen ondersteund met het landelijk opzetten en inrichten van vroegsignalering. Een deel van de Nederlandse gemeenten is, als gevolg van een wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening waarbij vroegsignalering een wettelijke taak is geworden, in 2021 gestart met het opvolgen van vroegsignalen, een ander deel van de gemeenten heeft hier al langer ervaring mee.
Per 1 juli 2021 is de landelijke projectgroep opgeheven en zijn de werkzaamheden belegd bij VNG Realisatie, NVVK en Divosa. Divosa onderhoudt en ontwikkelt de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden verder tot in ieder geval juni 2025 met subsidie van het ministerie van SZW. Divosa werkt hierbij samen met Significant Insights.
Deze rapportage biedt een eerste overzicht van de uitvoering van vroegsignalering bij gemeenten op basis van de cijfers uit de Monitor Vroegsignalering Schulden in de periode van januari tot en met september 2021.
De inleiding schetst de context van vroegsignalering en sluit af met een leeswijzer voor de verdere rapportage.
Aanlevering van signalen
Op dit moment zijn woningverhuurders, drinkwaterbedrijven, energiebedrijven en zorgverzekeraars verplicht om signalen aan te leveren aan gemeenten bij betalingsachterstanden van hun klanten. Deze VLP’s zijn verplicht om eerst een sociale incasso uit te voeren voordat zij overgaan tot het afgeven van een signaal richting de gemeenten. Dat wil zeggen dat de VLP minimaal één schriftelijke herinnering heeft gestuurd over een betalingsachterstand en zich ingespannen moet hebben om persoonlijk in contact te treden met de klant om deze te wijzen op mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen. De klant moet ook gewezen zijn op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening door de gemeente.
Gemeenten kunnen zelf overeenkomsten sluiten met VLP’s in hun gemeente om de uitwisseling van vroegsignalen te regelen of ze kunnen hiervoor gebruik maken van het Landelijke Convenant Vroegsignalering (LCV). Dit landelijke convenant is afgesloten tussen de NVVK, VNG en koepels van de VLP’s. Het convenant bevat een standaard overeenkomst die tot stand is gekomen om uniforme afspraken voor vroegsignalering te bevorderen. Zodra een gemeente en VLP beiden de overeenkomst hebben getekend, kan de VLP signalen aanleveren aan de betreffende gemeente.
Per type VLP zijn er in het convenant verschillende termijnen afgesproken waarbinnen een betalingsachterstand als vroegsignaal kan worden aangeleverd:
- Energierekening: 50 tot 100 dagen na vervaldatum factuur.
- Drinkwaterrekening: 30 tot 100 dagen na vervaldatum factuur.
- Zorgverzekeringspremie: 30 tot 100 dagen na vervaldatum factuur.
- Huur: vanaf 30 dagen na vervaldatum factuur.
Deze termijnen zijn niet wettelijk vastgelegd. Er kan dus van af worden geweken.
Per 1 januari 2022 start daarnaast een experiment met signalen vanuit de gemeentelijke belastingen en er is ook een experiment van start gegaan met signalen vanuit hypotheekverstrekkers. Aan deze experimenten nemen enkele gemeenten deel. De uitkomsten van deze experimenten (looptijd 4 jaar) zullen bepalen of het zinvol is om vroegsignalering met deze VLP’s uit te breiden.
Opvolgen van signalen
De gemeente is verplicht om een signaal binnen 4 weken (28 kalenderdagen) op te volgen. Gemeenten hebben beleidsvrijheid als het gaat om de wijze waarop signalen worden opgevolgd. Ze zijn wel verplicht om een beleidsplan te maken waarin staat vastgelegd hoe signalen worden opgevolgd. Hierin wordt gespecificeerd wanneer signalen in aanmerking komen voor een huisbezoek en welke andere middelen worden ingezet om de overige signalen op te volgen.
Gemeenten kunnen voorafgaand aan het opvolgen van een signaal toetsen of een inwoner al bekend is bij schuldhulpverlening. Indien een inwoner al bekend is bij schuldhulpverlening, mag ervoor worden gekozen om het signaal niet verder op te volgen (en dus geen contact te leggen met de betreffende inwoner). Er wordt dan wel contact gelegd met schuldhulpverlening zodat zij dit signaal kunnen meenemen.
Gemeenten bieden bij het opvolgen van een signaal hulp aan aan een inwoner. Het hulpaanbod kan schriftelijk worden gedaan (bijvoorbeeld via een brief, een e-mail of SMS), telefonisch of via een huisbezoek. Op het moment dat de inwoner ingaat op het hulpaanbod, wordt afhankelijk van de situatie gekeken of de gemeente direct met de inwoner een oplossing kan vinden voor de betalingsachterstanden (quick fix) of dat een doorverwijzing naar schuldhulpverlening of andere hulpverlening gewenst is.
Het accepteren van hulp van de gemeente is uiteraard vrijwillig voor de inwoner. Dat er een signaal van een betalingsachterstand wordt doorgegeven aan de gemeente, betekent niet dat er in al die gevallen ook sprake is van problematische schulden. Zo zijn er inwoners die aangeven de betalingsachterstand al opgelost te hebben of geen hulp nodig (denken) te hebben.
Doelstellingen Monitor Vroegsignalering Schulden
Het monitoren van vroegsignalering van schulden heeft verschillende doelstellingen. In de eerste plaats is de monitor voor deelnemende gemeenten. Deze gemeenten kunnen via een dashboard hun eigen cijfers inzien en die vergelijken met landelijke gemiddelden en gemeentelijke vergelijkingsgroepen. Rondom deze cijfers organiseert Divosa bijeenkomsten zodat gemeenten van elkaar kunnen leren en gezamenlijk inzichten op kunnen doen over de werkwijzen achter deze cijfers.
In aanvulling hierop publiceert Divosa tweemaal per jaar cijfers waarmee een landelijk overzicht wordt geschetst van de uitvoering van vroegsignalering. Daarnaast is er ruimte voor verdiepende analyses om inzicht op te doen over effectieve en efficiënte inrichting van vroegsignalering.
Deze rapportage is de eerste publicatie en beperkt zich tot het geven van een eerste overzicht van beschikbare cijfers. Zoals nog nader uiteen wordt gezet zijn er registratie- en uitvoeringsverschillen tussen gemeenten. Een andere belangrijke doelstelling is het inzichtelijk maken van deze overeenkomsten en verschillen om de mate van vergelijkbaarheid in de data goed te kunnen duiden.
Leeswijzer
Deze rapportage biedt een eerste overzicht van de uitvoering van vroegsignalering bij gemeenten. Voorafgaand aan de presentatie van beschikbare cijfers uit de monitor, volgt een hoofdstuk waarin wordt uiteengezet waar de cijfers vandaan komen en welke kanttekeningen van belang zijn bij de interpretatie van de cijfers.
Hierna volgen drie hoofdstukken waarin de cijfers worden gepresenteerd. In het eerste hoofdstuk wordt weergegeven hoeveel signalen bij de deelnemende gemeenten zijn aangeleverd en van welke partijen die afkomstig waren. In het tweede hoofdstuk wordt ingegaan op hoe signalen zich vertalen naar meldingen en hoeveel daarvan hebben geleid tot contact met inwoners. In het derde hoofdstuk wordt nader ingegaan op de contactpogingen die door gemeenten zijn ondernomen om het hulpaanbod aan inwoners te doen.
Methodologische verantwoording
Introductie
De cijfers die in deze rapportage worden gepresenteerd zijn afkomstig uit verschillende databronnen. Bijna alle gemeenten maken gebruik van het software systeem RIS Matching en RIS Vroeg Eropaf (RIS) van Inforing of Vindplaats van Schulden (VPS) van Bureau Krediet Registratie (BKR). In deze systemen kunnen de VLP’s de signalen aanleveren, kunnen gemeenten de signalen categoriseren op basis van hun beleidskeuzes en vervolgens de opvolging en uitkomsten daarvan registreren. Inforing en BKR leveren voor de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden geanonimiseerde gegevens op gemeenteniveau over signalen, meldingen (dossiers) en contactpogingen.
In aanvulling op de cijfers vanuit de systemen VPS en RIS zet Divosa periodiek een vragenlijst uit onder deelnemende gemeenten. Deze bevat vragen over de procesinrichting rondom vroegsignalering. Uitkomsten uit deze vragenlijst zijn ook gebruikt in deze rapportage. De vragenlijst van september 2021 is door 116 gemeenten ingevuld.
Deelnemende gemeenten
Vroegsignalering bevindt zich in 2021 in een opstartfase. We zien dit terug in het groeiende aantal gemeenten dat zich aansluit bij de monitor. Dit heeft tot gevolg dat het aantal gemeenten waarvan wij data hebben ontvangen per maand verschilt. De cijfers in deze rapportage moeten als indicatief worden gezien. Voor 2022 zetten we in op het informeren en aansluiten van de nog niet deelnemende gemeenten. Hoe meer gemeenten deelnemen, des te representatiever het landelijke beeld wordt.
Er is voor deze rapportage gekozen cijfers weer te geven over de periode van januari - september 2021. Cijfers die in het kader van monitoring over 2020 zijn verzameld, zijn niet vergeleken met de cijfers uit 2021 vanwege de wijziging in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) en de bijkomende verplichting om alle signalen op te volgen en het kleinere aantal gemeenten waarover in 2020 alle data beschikbaar is.
Percentage inwoners Nederland dat vertegenwoordigd is door deelnemende gemeenten waarvan signalen in de monitor beschikbaar zijn:
jan-21 | feb-21 | mrt-21 | apr-21 | mei-21 | jun-21 | jul-21 | aug-21 | sep-21 |
50% | 50% | 51% | 58% | 59% | 59% | 59% | 58% | 60% |
Percentage inwoners Nederland dat vertegenwoordigd is door deelnemende gemeenten waarvan meldingen in de monitor beschikbaar zijn:
jan-21 | feb-21 | mrt-21 | apr-21 | mei-21 | jun-21 | jul-21 | aug-21 | sep-21 |
36% | 41% | 49% | 49% | 52% | 55% | 52% | 50% | 55% |
Verschillen tussen het aantal gemeenten waarvan signalen en meldingen in de monitor beschikbaar zijn, kunnen diverse oorzaken hebben. Zo zijn er gemeenten die geen gebruik maken van de software om de signalen op te volgen, maar enkel om ze te ontvangen. Deze gemeente komen alleen terug bij de signalen en niet bij de meldingen. Daarnaast zijn bij de eerste data-aanlevering vanuit VPS alleen meldingen meegenomen die afgesloten waren. Meldingen (dossiers) die niet in het registratiesysteem van de gemeenten zijn afgesloten, zijn niet meegenomen in de data. Ook zijn er gemeenten die onlangs zijn gestart met de monitor en nog geen opvolging hebben geregistreerd maar al wel signalen hebben ontvangen.
Kijkend naar het inwoneraantal van de gemeenten waarvan in enige maand data over signalen of meldingen zijn meegenomen in de monitor, valt op dat met name gemeenten met een hoog inwonertal goed zijn vertegenwoordigd.
Aantal in monitor | Aantal in NL | % | |
---|---|---|---|
> 200 duizend inwoners | 7 | 8 | 88% |
150 - 200 duizend inwoners | 8 | 10 | 80% |
100 - 150 duizend inwoners | 9 | 14 | 64% |
75 - 100 duizend inwoners | 12 | 16 | 75% |
50 - 75 duizend inwoners | 22 | 40 | 55% |
25 - 50 duizend inwoners | 51 | 140 | 36% |
< 25 duizend inwoners | 35 | 124 | 28% |
Totaal | 144 | 352 | 41% |
In september 2021 hebben 116 van de deelnemende gemeenten de vragenlijst ingevuld. Hieruit blijkt dat de helft van deze 116 gemeenten in 2021 is gestart met vroegsignalering en de andere helft al voor 2021 vroegsignalen opvolgde. Het aandeel gemeenten dat in 2021 gestart is ten opzichte van alle Nederlandse gemeenten zal hoger liggen.
Belangrijke aandachtspunten bij interpretatie van de resultaten in deze rapportage
1. Melding, signaal versus huishouden
Bij het monitoren van vroegsignalering wordt gesproken over signalen en meldingen. Een signaal gaat om een enkele betalingsachterstand van een VLP. Een melding kan verschillende signalen bevatten. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee typen meldingen met meerdere signalen:
- meervoudige meldingen waarbij de signalen van betalingsachterstanden van verschillende VLP’s over dezelfde maand worden samengevoegd;
- opeenvolgende meldingen waarbij de signalen van betalingsachterstanden van verschillende en/of dezelfde VLP’s over verschillende maanden (tot 3 of 6 maanden terug) worden samengevoegd.
Op basis van de huidige dataset kan niet worden vastgesteld op hoeveel unieke huishoudens of inwoners de meldingen betrekking hebben. In principe is een melding gekoppeld aan een adres. Het is echter mogelijk dat in de dataset met meldingen over een langere periode (voor deze rapportage 9 maanden) er sprake is van terugkerende meldingen voor een adres. Het matchen van signalen tot een opeenvolgende melding gebeurt namelijk maar over de periode van 3 (VPS) of 6 (RIS) maanden. Er kan dus een melding zijn op een adres in februari en vervolgens opnieuw in september.
2. Registratieverschillen BKR (VPS) en Inforing (RIS)
De meeste data in de monitor zijn afkomstig uit de systemen van BKR en Inforing. De wijze waarop registraties in VPS en RIS plaatsvinden is niet hetzelfde. Daarnaast kunnen gemeenten bij het inrichten van hun omgeving in de applicatie van Inforing (RIS) ook zelf aanpassingen maken. Deze factoren leiden ertoe dat er soms data ontbreken of dat data samengevoegd zijn die net een andere grondslag hebben. Twee voor nu relevante verschillen:
- Van signaal naar melding:
In VPS wordt niet elk signaal automatisch een melding. Enkelvoudige signalen worden een enkelvoudige melding in de monitor als een gemeente hiervoor handmatig een dossier aanmaakt. Een gemeente kan een enkelvoudig signaal opvolgen zonder deze opvolging in VPS vast te leggen. Dit is dan niet terug te zien in de monitor.
Sommige signalen worden niet in VPS verwerkt en direct teruggekoppeld aan de VLP’s. Het gaat om signalen die niet aan de wettelijke vereisten voldoen (bijvoorbeeld leeftijd jonger dan 16 jaar, buiten postcodegebied of uitgesloten adressen (zoals gevangenissen)). Ook is het voor een gemeente mogelijk om een minimumbedrag in te stellen. Alle bedragen beneden het door de gemeente zelf opgegeven drempelbedrag worden niet in VPS opgenomen en direct teruggemeld naar de VLP. Signalen met bedragen van 0 euro worden daarbij wel verwerkt. Deze signalen die direct worden teruggemeld, zijn dus niet terug te zien in de monitor.
RIS biedt de mogelijkheid om op basis van bepaalde criteria (bijvoorbeeld hoogte schuldbedrag of termijn betalingsachterstand) signalen terzijde te leggen. Gemeenten kunnen zelf bepalen hoe ze dit doen. Daarnaast is er de mogelijkheid om een koppeling te maken met het systeem van schuldhulpverlening en/of de Basisregistratie Personen (BRP). Op basis van de gegevens uit deze systemen kan ook besloten worden een signaal niet om te zetten naar een melding bijvoorbeeld vanwege overlijden of een uitsluitingsgrond op basis van verblijfstitel. Al deze terzijde gelegde signalen zien we niet terug in de monitor.
- Opeenvolgende meldingen:
De definitie van een opeenvolgende melding verschilt binnen de twee systemen. Het gaat altijd om signalen die in verschillende maanden zijn aangeleverd. In VPS wordt gekeken naar een periode van 3 maanden, RIS kijkt 6 maanden terug in de tijd. Bij RIS kunnen het signalen betreffen van hetzelfde of verschillende type VLP’s, bij VPS alleen verschillende VLP’s.
3. Opvolgen van signalen
Gemeenten hebben beleidsvrijheid hoe zij signalen opvolgen. Zoals uit deze rapportage ook zal blijken, kiezen gemeenten voor verschillende manieren om een signaal op te volgen en kunnen meerdere (type) contactpogingen bij één melding worden gedaan. De wijze van opvolging verschilt tussen gemeenten maar ook per gemeente worden signalen op verschillende manieren opgevolgd. Het is van belang om bewust te zijn dat (1) het in deze opstartfase van de monitor nog niet mogelijk is om harde uitspraken te doen over de effectiviteit van bepaalde acties en (2) de data uit de monitor een versimpelde weergave vormen van de complexe variaties van werkwijzen bij gemeenten.
4. Niet-meetbare effecten
Een groot deel van de activiteiten bij het opvolgen van signalen wordt door gemeenten geregistreerd in VPS of RIS. Het is mogelijk dat niet altijd alle activiteiten worden geregistreerd. Bijvoorbeeld omdat reacties op een brief terechtkomen bij een klantcontactcentrum en niet direct bij degenen die toegang hebben tot deze software systemen. Daarnaast heeft vroegsignalering effecten die lastig te registreren zijn. Heeft een inwoner niets van zich laten horen, maar toch zelf actie ondernomen na een brief? Heeft een telefoongesprek de inwoner de juiste handvatten gegeven om de betalingsachterstand zelf op te lossen? Wil een inwoner in eerste instantie geen hulp, maar meldt deze zich later toch alsnog bij de schuldhulpverlening, nu wetende waar hulp te krijgen is?
Samenvatting
Introductie
Sinds 1 januari 2021 zijn gemeenten met de inwerkingtreding van de nieuwe Wgs verplicht om vroegsignalen van betalingsachterstanden bij zogeheten vastelastenpartners (VLP’s) op te volgen door inwoners een hulpaanbod te doen. Op dit moment zijn woningverhuurders, drinkwaterbedrijven, energiebedrijven en zorgverzekeraars aangemerkt als vastelastenpartners.
Divosa heeft sinds 1 juli 2021 de monitoring van vroegsignalering op zich genomen. Aan de Monitor Vroegsignalering Schulden nemen steeds meer gemeenten deel. Op dit moment kan worden gerapporteerd over de cijfers van de eerste drie kwartalen van 2021 gebaseerd op de cijfers van 144 gemeenten. Het aantal gemeenten waarvan cijfers beschikbaar zijn wisselt van maand tot maand.
Het doel van de eerste rapportage is om een algemeen beeld te schetsen van hoe het opvolgen van de signalen tot dusver verloopt. Er zijn enkele kanttekeningen bij de interpretatie van de resultaten. Meldingen en signalen kunnen niet een-op-een vertaald worden naar unieke inwoners of huishoudens, er zijn registratieverschillen tussen gemeenten, onder andere op basis van de verschillen in gekozen software. Daarnaast zijn er mogelijk ook niet-meetbare effecten die ontbreken in deze rapportage. In de doorontwikkeling van de monitor is het inzichtelijk maken van verschillen en overeenkomsten in werkwijze en registratie tussen gemeenten een belangrijk aandachtspunt.
Signalen en meldingen
Het aantal signalen is over de periode van januari tot september 2021 toegenomen. Gemiddeld genomen was het aantal signalen in de periode mei - september hoger dan in de eerste maanden van het jaar. De meeste signalen kwamen van zorgverzekeraars (gemiddeld over de hele periode 52% van de signalen), hoewel hun aandeel langzaam afneemt door een stijging in signalen van energiebedrijven (van 4% in januari naar 21% van de signalen in september).
In de eerste drie kwartalen van 2021 zijn ruim 150 duizend meldingen bekend in de monitor. Het merendeel van het totaal aantal meldingen is enkelvoudig (74%). Dit betekent dat een enkel signaal een melding vormt. Meldingen kunnen ook meerdere signalen bevatten van verschillende vastelastenpartners over één maand. Deze meervoudige meldingen maken 4% uit het totaal aantal meldingen. Daarnaast zijn er nog 23% opeenvolgende meldingen. Dit zijn signalen over meerdere maanden.
Opvolging van signalen
De meeste gemeenten volgen signalen op door huisbezoeken, telefonisch contact en/of het versturen van brieven. Per melding kan gekozen worden voor een andere benaderingswijze of combinatie van benaderingswijzen. Welke criteria hiervoor gelden verschilt per gemeente. In ieder geval lijken enkelvoudige meldingen vaker per brief te worden opgevolgd en meervoudige of opeenvolgende meldingen met een huisbezoek of telefonisch. In totaal zijn in de data over 2021 tot nu toe 867 verschillende combinaties van typen contactpogingen gevonden voor het opvolgen van een melding.
Over de eerste 9 maanden van 2021 zijn in de monitor 165 duizend contactpogingen geregistreerd ter opvolging van iets meer dan 100 duizend meldingen. Het merendeel van de meldingen (67%) is opgevolgd met één contactpoging. De meeste contactpogingen zijn geregistreerd als telefonisch contact. Veel gemeenten hebben huisbezoeken gedurende enige periode in 2021 gestaakt vanwege de corona-beperkingen. Bij de eerste contactpoging is het aandeel verstuurde brieven groter dan bij opvolgende pogingen.
Contact gelegd
Bij 25% van de meldingen waarbij contactpogingen zijn gedaan, is contact met de inwoner geregistreerd. De meeste meldingen naar aanleiding waarvan contact is gelegd met een inwoner bevatten een signaal van een zorgverzekeraar. Echter in vergelijking tot het totaal aantal signalen valt op dat meldingen met signalen van woningverhuurders relatief vaker leiden tot contact en meldingen met signalen van drinkwaterbedrijven minder vaak. Het is hiermee niet gezegd dat het wel of niet leggen van contact te maken heeft met het type VLP. Dit kan bijvoorbeeld ook samenhangen met de hoogte van het schuldbedrag dat doorgaans verschilt tussen woningverhuurders en drinkwaterbedrijven.
Gekeken naar de hoogte van het schuldbedrag bij een melding en het aantal gevallen dat het opvolgen van de melding heeft geleid tot daadwerkelijk contact met de inwoner, is ook een oplopend patroon zichtbaar. Zo leidt een melding met een schuldbedrag tussen 101 en 250 euro in 7% van de gevallen tot contact en een schuldbedrag van 1000 tot 1999 euro al tot 31% van de gevallen tot contact. Hierbij dient ook de wijze waarop de meldingen worden opgevolgd in ogenschouw genomen te worden. Meldingen met hoge schuldbedragen worden vaker per telefoon en huisbezoek opgevolgd dan meldingen met een relatief lager schuldbedrag waarbij ook vaak e-mails en brieven worden gebruikt voor een hulpaanbod.
Huisbezoeken leidden het vaakst (44%) tot daadwerkelijk contact met een inwoner, gevolgd door bellen (41%). Naar aanleiding van brieven is het minst vaak, slechts in 15% van de gevallen, een reactie van een inwoner geregistreerd.
Hulpacceptatie
Gemiddeld is in de periode van januari tot en met september het hulpaanbod naar aanleiding van 3,5% van alle meldingen geaccepteerd. Gekeken naar alle meldingen waarbij contactpogingen zijn geregistreerd, ligt dit percentage iets hoger met 5%. De hulpacceptatie ligt hoger dan gemiddeld bij opeenvolgende meldingen (11%) en meervoudige meldingen (8%). Meldingen met signalen van woningverhuurders leiden relatief het vaakst tot hulpacceptatie (6%).
Een duidelijk oplopend verschil in hulpacceptatie per leeftijdscategorie is niet zichtbaar in de monitor. Dit geldt daarentegen wel voor hulpacceptatie in relatie tot de hoogte van het schuldbedrag. Naarmate het schuldbedrag van de melding hoger ligt, neemt het percentage inwoners dat hulp accepteert toe.
1 Signalen en meldingen
Introductie
In dit eerste hoofdstuk wordt een globaal beeld geschetst van het aantal signalen en meldingen dat deelnemende gemeenten in de eerste 3 kwartalen van 2021 aangeleverd kregen. Het aantal signalen is over de gehele periode toegenomen. Gemiddeld genomen komen de meeste signalen van zorgverzekeraars, hoewel hun aandeel langzaam afneemt en er is een relatieve stijging in signalen van energiebedrijven zichtbaar.
In de eerste drie kwartalen van 2021 zijn ruim 150 duizend meldingen bekend in de monitor. Het merendeel van het totaal aantal meldingen is enkelvoudig (74%). De meeste meldingen naar aanleiding waarvan er contact is gelegd met een inwoner bevat een signaal van een zorgverzekeraar. Echter in vergelijking met het totaal aantal signalen valt op dat meldingen met signalen van woningverhuurders relatief vaker leiden tot contact en meldingen met signalen van drinkwaterbedrijven minder vaak.
1.1 Toenemend aantal signalen sinds 1 januari 2021
Sinds 1 januari 2021 zijn alle gemeenten verplicht om vroegsignalen op te volgen. In de loop van het jaar hebben steeds meer gemeenten zich aangesloten bij de Monitor Vroegsignalering Schulden van Divosa. Naarmate meer gemeenten zich aansluiten wordt het landelijk beeld dat vanuit de monitor geschetst kan worden representatiever. Over januari 2021 hebben we gegevens over signalen van 95 gemeenten, dit loopt op tot 132 gemeenten in september 2021.
Logischerwijs loopt het aantal signalen over de verschillende maanden op omdat we data van meer gemeenten ontvangen. Tevens zijn er in de loop van het jaar steeds meer overeenkomsten gesloten tussen gemeenten en VLP’s waardoor het aantal signalen dat geleverd kon worden, ook is toegenomen. Kijken we alleen naar de 95 gemeenten waarvan in januari al data in de monitor beschikbaar waren, dan zien we alsnog dat er sprake is van een stijgende lijn in het aantal aangeleverde signalen.
Het aantal aangeleverde signalen loopt voor de initiële 95 gemeenten vanaf mei op. Voor de meeste later aangesloten gemeenten geldt ook dat het aantal signalen per maand in de loop van het jaar is toegenomen.
1.2 Meeste signalen komen van zorgverzekeraars
Bovenstaande grafiek laat de verhouding zien tussen de vier typen VLP’s ten opzichte van het totaal aantal signalen in de monitor over die maand. Het aandeel van de signalen van zorgverzekeraars neemt gedurende de eerste drie kwartalen af ten gunste van het aandeel van energiebedrijven. Deze verschuiving hangt samen met het aantal gemeenten dat in de verschillende maanden signalen ontving van de vier typen VLP’s. Zo ontvingen in januari 33% van de aan de monitor deelnemende gemeenten signalen van energieleveranciers en is dat in september 2021 opgelopen naar 97%. Voor zorgverzekeraars was dat in januari al 93% en in september 99%. Bij waterleveranciers was er een toename van 54% naar 83% van de deelnemende gemeenten en bij woningverhuurders een toename van 71% naar 86%.
Uit cijfers van de NVVK, die het ondertekenportaal van het Landelijke Convenant Vroegsignalering (LCV) beheert, blijkt dat inmiddels 93% van de gemeenten aangesloten is bij het convenant. De NVVK ziet ook dat het aantal aangesloten VLP’s gedurende 2021 flink is gegroeid. Zorgverzekeraars en drinkwaterbedrijven zijn inmiddels allemaal aangesloten, voor de energiesector ligt het percentage op tenminste 90% van de markt. Voor woningverhuurders ligt dit nog lager, met name door het grote aantal particuliere verhuurders.
Om verschillen in het aandeel van de VLP’s te duiden, is het belangrijk om stil te staan bij het feit dat in een gemeente meer zorgverzekeringspolissen zijn (per inwoner) dan overeenkomsten met woningverhuurders, drinkwaterbedrijven en energiebedrijven (per huishouden). Tevens, zo blijkt ook uit bovenstaande percentages, zijn er verschillen tussen de VLP’s in de mate waarin ze al bezig waren met vroegsignalering voor 2021.
1.3 Ruim 150 duizend meldingen in eerste drie kwartalen 2021
Zodra signalen door een gemeente worden opgepakt, kunnen ze worden omgezet in meldingen. Eén melding kan één signaal bevatten, maar het is ook mogelijk dat een melding meerdere signalen bevat. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen meervoudige en opeenvolgende meldingen. Meervoudige meldingen bevatten signalen van meerdere vastelastenpartners over dezelfde maand. Opeenvolgende meldingen bevatten signalen over meerdere maanden.
In de eerste drie kwartalen van 2021 zijn in de monitor 154.891 meldingen geregistreerd. In januari 2021 hadden we gegevens van meldingen van 66 gemeenten en dit is opgelopen naar 120 gemeenten in september 2021.
1.4 Merendeel van meldingen is enkelvoudig
Het merendeel van de geregistreerde meldingen betreft enkelvoudige meldingen. Dit betekent dat de meldingen zijn gebaseerd op een enkel signaal van een VLP. Gekeken naar alle meldingen in de monitor over de periode van januari tot en met september 2021, is 74% een enkelvoudige melding. Van alle meldingen is 4% een meervoudige melding en 23% een opeenvolgende melding.
Bijna alle opeenvolgende (97%) en meervoudige meldingen (99%) bevatten twee signalen.
Over de gehele periode is er bij 26.494 meldingen contact geweest met het betreffende huishouden (17% van het totaal aantal meldingen in de monitor). Wanneer je deze contacten uitsplitst naar het type signalen dat ten grondslag ligt aan de meldingen, valt op dat relatief vaak signalen van woningverhuurders leiden tot contact en minder vaak signalen van drinkwaterbedrijven.
Het is hiermee niet gezegd dat het wel of niet leggen van contact te maken heeft met het type VLP. Dit kan bijvoorbeeld ook samenhangen met de hoogte van het schuldbedrag, dat doorgaans verschilt tussen woningverhuurders en drinkwaterbedrijven. Zo hebben de meeste meldingen met in ieder geval een signaal van een woningverhuurder een schuldbedrag van tussen de 500 en 1999 euro (77%). Voor meldingen met een signaal van een drinkwaterbedrijf geldt dat in de meeste gevallen (77%) het schuldbedrag van de signalen tussen de 50 tot 250 euro ligt. Ook blijkt dat gemeenten meldingen met een hoger schuldbedrag vaker opvolgen door te bellen of een huisbezoek af te leggen. Dit zijn contactpogingen die vaker tot daadwerkelijk contact leiden.
2 Opvolgen van signalen
Introductie
De meeste gemeenten volgen signalen op door huisbezoeken, telefonisch contact en/of het versturen van brieven. Per melding kan gekozen worden voor een andere benaderingswijze of combinatie van benaderingswijzen. Welke criteria hiervoor gelden verschilt per gemeente. In ieder geval lijken enkelvoudige meldingen vaker per brief te worden opgevolgd en meervoudige of opeenvolgende meldingen met een huisbezoek of telefonisch. In totaal zijn in de data over 2021 tot nu toe 867 verschillende combinaties van typen contactpogingen gevonden voor het opvolgen van een melding.
Over de eerste 9 maanden van 2021 zijn in de monitor 165 duizend contactpogingen geregistreerd ter opvolging van iets meer dan 100 duizend meldingen. Het merendeel van de meldingen (67%) is opgevolgd met een enkele contactpoging. De meeste contactpogingen zijn geregistreerd als telefonisch contact. Veel gemeenten hebben huisbezoeken gedurende enige periode in 2021 gestaakt vanwege de corona-beperkingen. Bij de eerste contactpoging is het aandeel verstuurde brieven groter dan bij opvolgende pogingen.
2.1 Bijna alle gemeenten zetten huisbezoeken, telefonische contacten en brieven in voor opvolgen signalen
Gemeenten hebben verschillende manieren om signalen op te volgen. Uit de vragenlijst blijkt dat bijna alle gemeenten (94%) huisbezoeken inzetten om signalen op te volgen. Hiermee is dit de meest voorkomende manier om vroegsignalen op te volgen. Van de 109 gemeenten die aangaven huisbezoeken in te zetten, heeft 55% op enig moment in 2020 en/of 2021 de huisbezoeken gestopt vanwege de corona-maatregelen. Een klein deel van deze gemeenten had bij het invullen van de vragenlijst in september de huisbezoeken nog niet opnieuw opgestart. Gemiddeld stopten de gemeenten 302 dagen met huisbezoeken (inclusief gemeenten die al in 2020 waren gestopt). Een aanvullende 10% heeft de huisbezoeken niet gestopt maar wel een andere vorm gegeven. Het gaat hier in de meeste gevallen om 'voordeurbezoeken': er wordt wel langsgegaan maar men gaat niet naar binnen.
Verder wordt door 91% van de gemeenten die de vragenlijst invulden brieven verstuurd en/of gebeld. Deze percentages staan los van het aantal pogingen dat gedaan wordt en de verschillende manieren om contact te leggen.
Gemeenten mogen zelf bepalen welke criteria zij gebruiken voor de manier van opvolging van een signaal. Gemeenten kijken hierbij naar proportionaliteit van de ontvangen signalen. In onderstaande grafiek is te zien dat 76% van de gemeenten enkelvoudige signalen als selectiecriterium gebruikt voor de keuze om een signaal op te volgen met een brief. Een gemeente kan zowel enkelvoudige, meervoudige als opeenvolgende meldingen hebben als selectiecriterium om te bepalen hoe een signaal op te volgen. Daarnaast zijn er nog andere selectiecriteria zoals leeftijd van de inwoner en de hoogte van het schuldbedrag, die een rol spelen bij het bepalen van de manier waarop het signaal kan worden opgevolgd.
Uit de navraag bij gemeenten zoals weergegeven in de grafiek, valt in algemene zin op dat meer gemeenten brieven versturen bij enkelvoudige meldingen en meer gemeenten huisbezoeken afleggen of bellen bij meervoudige of opeenvolgende meldingen.
2.2 Meeste gemeenten zetten in op heldere taal bij schriftelijke communicatie
Niet alleen de manier waarop gemeenten proberen contact te leggen met inwoners wisselt van gemeente tot gemeente, ook hoe de schriftelijke communicatie wordt vormgegeven verschilt per gemeente. Om hier zicht op te krijgen stelden we enkele vragen over de schriftelijke communicatie aan de gemeenten die SMS-jes, e-mails en/of brieven en kaarten inzetten voor het opvolgen van signalen.
Van de gemeenten die schriftelijk contact zoeken met burgers (n=115) zet het merendeel de kernboodschap bovenaan (92 altijd, 16 soms) en communiceren op B1-niveau (91 altijd, 20 soms) en/of in spreektaal (86 altijd, 23 soms). Er zijn maar weinig gemeenten die een verwijzing naar een website (93 nooit) of naar de boodschap in een andere taal toevoegen (91 nooit).
2.3 165 duizend contactpogingen in de eerste 9 maanden van 2021
Over de hele periode van januari tot en met september 2021 zijn in de monitor 165.643 contactpogingen bekend. Deze data zijn afkomstig van 129 verschillende organisaties (gemeenten en samenwerkingsverbanden). De contactpogingen zijn naar aanleiding van 105.759 meldingen gedaan. Kijkend naar het totaal aantal meldingen in de monitor (154.891) valt op dat over ongeveer een derde van de meldingen geen contactpogingen bekend zijn.
Hier kunnen verschillende administratieve en inhoudelijke redenen aan ten grondslag liggen, bijvoorbeeld:
- De opvolging van de melding is niet geregistreerd in het systeem. Er is bijvoorbeeld een brief verstuurd, maar de contactpoging daarvan niet doorgevoerd.
- Indien niet eerder al als signaal uitgefilterd, kan een melding terzijde gelegd zijn omdat iemand al een lopend schuldhulpverleningstraject heeft, of iemand blijkt niet meer op het adres te wonen of om een andere inhoudelijke reden.
- Op het moment dat de melding terugkerend is, kan ook gekozen worden voor het niet opvolgen omdat eerdere pogingen niet tot contact hebben geleid en er eerst wordt afgewacht of omdat men eerder hulp heeft geweigerd.
- De melding is nog recent en er is nog geen actie op ondernomen.
De meldingen waarbij een contactpoging is geregistreerd, zijn in tweederde van de gevallen opgevolgd met één contactpoging, een kwart is opgevolgd met twee pogingen en de overige 9% met 3 pogingen of meer.
2.4 Bellen meest gebruikte manier om contact te leggen met inwoners
Gemeenten die al voor 2020 aan vroegsignalering deden, zetten vaak huisbezoeken in om inwoners te benaderen naar aanleiding van een vroegsignaal. Door de coronamaatregelen kozen veel gemeenten er voor om huisbezoeken tijdelijk te stoppen en meer in te zetten op telefonische contactpogingen. Daarnaast werd het per 1 januari 2021 verplicht om alle signalen op te volgen, waardoor elk signaal opvolgen met een huisbezoek niet proportioneel noch budgettair haalbaar is gebleven.
Bij sommige contactpogingen is niet aangegeven om wat voor type contactpoging het ging. Van 120.575 contactpogingen uit de monitor is bekend hoe de contactpoging is uitgevoerd. Bij het opvolgen van signalen zetten gemeenten brieven, e-mails, huisbezoeken, SMS/WhatsApp-berichten en telefonisch contact in. In 2021 werd tot nu toe het vaakst een telefonische contactpoging (54%) gedaan, gevolgd door een contactpoging per brief (19%).
Wanneer wordt gekeken naar de wijze van contact leggen bij een eerste, tweede of volgende contactpoging is er een duidelijk verschil zichtbaar.
Brieven worden vaak als eerste contactpoging verstuurd en minder ingezet als opvolgende contactpoging. Huisbezoeken worden daarentegen vaak juist niet als eerste poging gedaan. Dit blijkt ook uit de vragenlijst die gemeenten hebben ingevuld. Van de 109 gemeenten die aangaven huisbezoeken te doen, kondigen 59 dit van tevoren aan. Een deel van deze gemeenten kondigt de huisbezoeken op verschillende manieren aan. Ruim driekwart van de gemeenten die het huisbezoek aankondigen, doet dit (in ieder geval) via een brief. Nog een kwart kiest (in ieder geval) vooraankondiging door te bellen. Slechts 10% van de gemeente kiest voor een e-mail en/of SMS.
2.5 Honderden verschillende manieren om vroegsignalen op te volgen
Gemeenten kunnen zelf bepalen op welke wijze ze een vroegsignaal opvolgen en hoeveel contactpogingen er worden gedaan per melding. Om een beeld te krijgen van de verschillende manieren waarop meldingen tot nu toe zijn opgevolgd, is gekeken naar alle meldingen waarbij meer dan één contactpoging is gedaan.
Gemeenten bepalen zelf hoe ze hun registraties doorvoeren in het systeem van Inforing (RIS), Dit kan ertoe leiden dat niet altijd alle data hetzelfde wordt ingevuld. Zo is van een deel van de data niet bekend hoe een contactpoging is uitgevoerd. Meldingen waarbij het type contactpoging bij één of meerdere pogingen niet bekend was, zijn in onderstaande tabel buiten beschouwing gelaten.
In totaal is gekeken naar de wijze van opvolging van 32.113 meldingen waarbij meer dan één contactpoging heeft plaatsgevonden. Gekeken naar de eerste vijf contactpogingen werden 867 verschillende combinaties tussen de verschillende typen van contact waargenomen.
Combinatie opvolging (n=32.113) | Percentage |
2 pogingen - beiden telefonisch | 32% |
3 pogingen - alles telefonisch | 8% |
2 pogingen - beiden huisbezoek | 6% |
2 pogingen - beiden e-mail | 6% |
2 pogingen - brief, telefoon | 5% |
2 pogingen - beiden brief | 4% |
2 pogingen - telefoon, huisbezoek | 3% |
2 pogingen - brief, e-mail | 2% |
2 pogingen - huisbezoek, telefoon | 2% |
4 pogingen - alles telefonisch | 1% |
3 pogingen - telefonisch, huisbezoek, huisbezoek | 1% |
2 pogingen - e-mail, telefoon | 1% |
2 pogingen - telefoon, e-mail | 1% |
Overig | 26,7% |
Het vaakst komt het voor dat een melding wordt opgevolgd door twee of drie telefonische contactpogingen. Ruim een kwart van de combinaties valt in de categorie 'overig'. In deze categorie zijn de combinaties van contactpogingen samengevoegd die bij minder dan 1% van de meldingen voorkwamen. Sommige combinaties kwamen nog enkele honderden keren voor, daarnaast zijn er 708 combinaties die minder dan 10 keer terug te zien zijn.
3 Contact gelegd
Introductie
Bij 25% van de meldingen waarbij contactpogingen zijn gedaan, is contact met de inwoner geregistreerd. De meeste meldingen naar aanleiding waarvan contact is gelegd met een inwoner bevatten een signaal van een zorgverzekeraar. Echter in vergelijking tot het totaal aantal signalen valt op dat meldingen met signalen van woningverhuurders relatief vaker leiden tot contact en meldingen met signalen van drinkwaterbedrijven minder vaak.
Gekeken naar de hoogte van het schuldbedrag bij een melding en het aantal gevallen dat het opvolgen van de melding heeft geleid tot daadwerkelijk contact met de inwoner, is een oplopend patroon zichtbaar. Er is een mogelijke samenhang tussen de wijze waarop meldingen met hoge schuldbedragen worden opgevolgd en de mate waarin contact gelegd wordt.
Huisbezoeken leidden het vaakst (44%) tot daadwerkelijk contact met een inwoner, gevolgd door bellen (41%). Naar aanleiding van brieven is het minst vaak, slechts in 15% van de gevallen, een reactie van een inwoner geregistreerd.
3.1 Jongeren relatief minder vaak bereikt
Van de meeste meldingen in de monitor is de leeftijd van de inwoner met een betalingsachterstand bekend. Wanneer wordt gekeken bij een melding naar de leeftijd van de inwoner waarmee contact is geweest, dan valt op dat naarmate de inwoner ouder is, er relatief vaker contact is gelegd.
3.2 Meer contact bij hoger schuldbedrag
Over een deel van de beschikbare data is ook de hoogte van het schuldbedrag bekend. Het gaat hierbij om het schuldbedrag naar aanleiding van de in het kader van vroegsignalering verwerkte signalen. Eventuele schulden bij andere partijen (bijvoorbeeld een telefoonmaatschappij) zijn hierbij niet meegenomen. Bijna 90% van de meldingen heeft een schuldbedrag minder dan 1000 euro. Wat opvalt is dat er ook erg hoge schuldbedragen zijn in het kader van vroegsignalering. Het gaat hierbij echter om een klein percentage van het totaal aantal meldingen waarover deze data beschikbaar is. Zo gaat het bij 0,7% van de meldingen om een schuldbedrag van meer dan 5000 euro.
Uit de bovenstaande grafiek blijkt dat naarmate het schuldbedrag hoger is, het percentage meldingen waarbij contact wordt gelegd met de inwoner toeneemt. Gekeken naar het type contactpoging in relatie tot de hoogte van het schuldbedrag van de melding, valt op dat er maar weinig (5%) huisbezoeken zijn geregistreerd bij meldingen met een schuldbedrag van minder dan 250 euro. Er is ook samenhang met de constatering dat gemeenten bij meldingen met een hoger schuldbedrag kiezen voor een huisbezoek of telefonisch contact, wat effectiever lijkt te zijn dan een brief of een e-mail.
3.3 Huisbezoeken leiden het vaakst tot geregistreerd contact
Van de 120.575 contactpogingen waarvan geregistreerd is hoe ze zijn uitgevoerd, is in 84% van de gevallen ook een uitkomst geregistreerd. Bij 35% van deze ruim 100 duizend contactpogingen is er ook daadwerkelijk contact gelegd met de inwoner. Gekeken naar de meldingen waar deze contactpogingen betrekking op hebben, dan wordt geconcludeerd dat bij 25% van de meldingen (waarbij contactpogingen zijn geregistreerd) er contact is geregistreerd.
Op basis van onze data is het niet mogelijk om een onderscheid te maken tussen ongeplande en geplande contactpogingen. Verwacht kan worden dat geplande contactmomenten vaker tot contact leiden. Wel blijkt dat de eerste contactpoging minder vaak leidt tot contact met een inwoner dan de tweede contactpoging. Dit kan ook samenhangen met dat bij de eerste poging vaker brieven worden verstuurd die minder vaak tot een reactie leiden.
Uit bovenstaande grafiek valt op te maken dat huisbezoeken en bellen het vaakst tot contact hebben geleid. Op brieven zijn de minste reacties gekomen. Hoewel uit contact met gemeenten ook blijkt dat zij weinig reacties ontvangen naar aanleiding van brieven, zullen ook niet alle reacties naar aanleiding van een brief worden geregistreerd. Zo kan een inwoner met een brief zich pas veel later melden (als een melding al is afgesloten) of bij iemand die geen toegang heeft tot het registratie portal van VPS of RIS, bijvoorbeeld door te bellen naar het algemene nummer van de gemeente.
Hulpacceptatie
Introductie
Gemiddeld is in de periode van januari tot en met september het hulpaanbod naar aanleiding van 3,5% van alle meldingen geaccepteerd. Gekeken naar alle meldingen waarbij contactpogingen zijn geregistreerd, ligt dit percentage iets hoger met 5%. De hulpacceptatie ligt hoger dan gemiddeld bij opeenvolgende meldingen (11%) en meervoudige meldingen (8%). Meldingen met signalen van woningverhuurders leiden relatief het vaakst tot hulpacceptatie (6%).
Een duidelijk oplopend verschil in hulpacceptatie per leeftijdscategorie is niet zichtbaar in de monitor. Dit geldt daarentegen wel voor hulpacceptatie in relatie tot de hoogte van het schuldbedrag. Naarmate het schuldbedrag van de melding hoger ligt, neemt het percentage inwoners dat hulp accepteert toe.
4.1 Acceptatie van hulp is het hoogst bij opeenvolgende signalen
Een gemeente kan bij het afsluiten van een melding aangeven of hulp door de inwoner is geaccepteerd. 'Geen hulp' kan een actieve afwijzing van het hulpaanbod door de inwoner betekenen, maar het kan ook als de uitkomst worden geregistreerd wanneer een inwoner in het geheel niet is bereikt. Gekeken naar alle meldingen waarbij contactpogingen zijn geregistreerd en de uitkomst 'geen hulp' is vastgelegd, blijkt dit in 22% het resultaat van contact met de inwoner. Dit betekent dat een groot deel van de meldingen waarin 'geen hulp' wordt vastgelegd geen actieve afwijzing van de hulp hebben gedaan maar bijvoorbeeld niet op de contactpogingen hebben gereageerd.
Van alle meldingen waarbij contactpogingen en de uitkomst daarvan zijn geregistreerd, heeft 5% hulp geaccepteerd. Niet bij alle meldingen zijn de contactpogingen geregistreerd. Gekeken naar het totaal aantal meldingen en de hulpacceptatie ligt dit percentage op 3,5%. Wanneer sprake is van meldingen op basis van een enkelvoudige signaal, dan is de acceptatie van hulp gemiddeld 3% (n = 114.129 meldingen). Bij opeenvolgende meldingen is dit 11% (n = 1.584 meldingen) en bij meervoudige meldingen 8% (n = 2.758 meldingen). Bij meldingen waar ten minste een van de signalen kwam van een woningverhuurder, is de acceptatie van hulpaanbod het hoogst, namelijk 6% van het totaal aantal meldingen met signalen van woningverhuurders (n=33.249).
4.2 Jongeren accepteren het minst vaak hulp, ook 65-plussers accepteren minder vaak hulp
Van alle meldingen waarop het resultaat geaccepteerde hulp is, zijn inwoners tussen de 26 en 65 jaar het meest vertegenwoordigd. Wanneer wordt gekeken naar het aandeel van hulpacceptatie door de verschillende leeftijdsgroepen, dan valt op dat jongeren en 65-plussers het minst vaak hulp accepteren. Dit geldt zowel als wordt gekeken naar geaccepteerde hulp ten opzichte van het totaal aantal meldingen, als wanneer wordt gekeken naar geaccepteerde hulp in relatie tot de meldingen waarbij contact is gelegd. Van belang is om hierbij wel in ogenschouw te nemen dat deze twee groepen in absolute aantallen minder sterk vertegenwoordigd zijn in de data.
4.3 Acceptatie van hulp hoger naarmate het schuldbedrag toeneemt
Van alle meldingen waarvan het resultaat hulpacceptatie is, ligt het (bekende) schuldbedrag in de meeste gevallen tussen de 100 en 2000 euro. Wanneer wordt gekeken naar het percentage van hulpacceptatie valt op dat dit toeneemt bij schuldbedragen boven de 1000 euro. Dit geldt zowel als wordt gekeken naar het totaal aantal meldingen, als wanneer wordt gekeken naar de meldingen waarbij contact is gelegd. Met name wanneer in gevallen van schuldbedragen (van de onderliggende signalen) boven de 5000 euro contact is gelegd, is de acceptatie van hulp aanzienlijk hoger.
4.4 Overwegend positieve reacties van inwoners
In de vragenlijst van september 2021 is ook gevraagd wat tot nu toe reacties van inwoners zijn op de benadering door de gemeente bij betalingsachterstanden. Door 99 (van de 116) gemeenten is gereageerd op deze vraag. Belangrijk om in het achterhoofd te houden is dat van de 99 gemeenten die deze vraag beantwoord hebben, sommigen al jaren bezig zijn en anderen pas recentelijk zijn gestart met het opvolgen van vroegsignalering. Daarnaast wisselt het aantal signalen per gemeente en dus ook de mate waarin er al contact is geweest met inwoners.
Van de gemeenten die aangeven wat de toon was van de reacties van inwoners, noemen de meesten dat reacties wisselend waren. Daar staat nog ruim een derde van de antwoorden tegenover waarin benoemd wordt dat de reacties van inwoners overwegend positief zijn.
Eén van de respondenten somde reacties van inwoners als volgt op:
- 'Cadeautje aan de deur'
- 'Wat goed dat de gemeente dit doet'
- 'Wake up call'
- 'Drempelverlagend'
Opvallend is dat een paar gemeenten benoemen dat de reacties positiever worden naarmate de vroegsignalering langer loopt. Slechts enkele gemeenten geven aan vooral negatieve reacties te hebben gehad.
Daar waar het gaat om de negatieve reacties van inwoners wordt genoemd dat men het als ongewenste bemoeienis ziet, vragen heeft over de gegevensverstrekking (privacy) of het hulpaanbod niet proportioneel vindt in relatie tot de hoogte van het schuldbedrag.
Verschillende gemeenten benoemen dat er (nog) weinig reacties komen op het hulpaanbod of dat bereikte inwoners aangeven het zelf wel te kunnen oplossen. Enkele gemeenten benoemen wel dat sommige van deze inwoners alsnog op een later moment terugkomen op het aanbod en wel hulp willen.
Wanneer genoemd wordt dat er weinig reacties komen van inwoners is dat vooral bij het versturen van brieven, kaarten of e-mails. Alhoewel ook enkele gemeenten benoemen wel reacties te krijgen op e-mails. Zo noemt één gemeente dat huisbezoeken soms lastig verlopen, omdat men aan de deur liever geen persoonlijk gesprek wil voeren. In zo’n geval werkt het om contact te leggen via een e-mail of app-bericht.
Als reden voor het niet ingaan op het hulpaanbod wordt in verschillende antwoorden van gemeenten genoemd dat inwoners aangeven dat er al geen achterstand meer is of dat ze het zelf gaan oplossen. In reactie op brieven/kaarten komt vaker de reactie dat er geen achterstand meer is, bij huisbezoeken dat men het zelf wil oplossen.
Colofon
Divosa
Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
030 233 23 37
info@divosa.nl
divosa.nl
Auteur
Larissa van Es (Divosa)
Met medewerking van
Loes Rocour (Significant Insights)
Nienke Bilo (Significant Insights)
Tom Boersma (Significant Insights)
Met dank aan
Leden van de gebruikersgroep
Anja Tijdhof (VNG Realisatie)
Ellen Hennekens (NVVK)
René Stuut (BKR)
Richard Bosch (Inforing)
Iris Koole (Divosa)
Marcelle Breemans (Divosa)
Marleen Smit (Divosa)
Eindredactie
Monique Dassen
Webredactie
Remco van Brink
Versie
Januari 2022