Ontwikkelingen in de vroegsignalering: hoe kijken gemeenten hier tegenaan?
Laatste update: 13 november 2023Capaciteit voor vroegsignalering
Merendeel gemeenten ervaart voldoende capaciteit
6 op de 10 ondervraagde gemeenten geeft aan precies genoeg capaciteit te hebben voor het opvolgen van de signalen. 13% ervaart dat ze echt te weinig capaciteit hebben. Zij blijken gemiddeld genomen in de praktijk ook minder menskracht te kunnen inzetten voor de vroegsignalering; 0,25 fte per 10.000 inwoners (tegen 0,33 fte per 10.000 inwoners gemiddeld). De beleving sluit dus ook aan bij de daadwerkelijke situatie.
Vergeleken met andere gemeenten geeft een kleiner deel van de 100.000+-gemeenten (40%) aan genoeg capaciteit te hebben; 30% van hen heeft iets minder capaciteit dan nodig en 20% heeft echt te weinig capaciteit.
Meer inzet op bereik inwoners bij meer capaciteit
Ondanks dat het merendeel voldoende capaciteit ervaart om de signalen op te volgen, wil 5 op de 6 toch meer doen als er meer ruimte is. Met name activiteiten om het bereik van inwoners te vergroten staan hoog geprioriteerd. Denk aan meer huisbezoeken of meer pogingen om een inwoner te bereiken.
Voldoende capaciteit betekent dus niet altijd dat dat de meest ideale, gewenste situatie is. De processen zullen worden aangepast aan de beschikbare tijd en middelen. Daarmee is er voldoende capaciteit voor de gekozen aanpak. In een vervolgonderzoek (begin 2024) willen we nog kijken naar de samenhang tussen (ervaren) capaciteit en het bereik van inwoners.
Inhoud
-
Uitvoering vroegsignalering
-
Capaciteit voor vroegsignalering
-
Evaluatie 2,5 jaar na introductie vroegsignalering binnen Wgs
Ontwikkelingen in de vroegsignalering: hoe kijken gemeenten hier tegenaan?
Laatste update: 13 november 2023Samenvatting
Met de gewijzigde Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) zijn gemeenten en vastelastenpartners sinds 1 januari 2021 wettelijk verplicht om invulling te geven aan vroegsignalering van schulden. Na ruim 2,5 jaar is de implementatiefase bij veruit de meeste gemeenten voltooid en zijn gemeenten bezig hun aanpak te optimaliseren. In aanloop naar de wetsevaluatie van het ministerie van SZW in 2024 hebben we gemeenten gevraagd naar hun keuzes, ervaringen en wensen.
Dit rapport presenteert de ervaringen met en visie op vroegsignalering van 115 professionals die werkzaam zijn bij of voor gemeenten op het gebied van vroegsignalering. Deze professionals representeren 144 gemeenten.
De huidige situatie
Op dit moment:
- voert 83% van de ondervraagde gemeenten zelf (mede) de vroegsignalering uit;
- heeft 63% één of meerdere medewerkers die zich volledig op de vroegsignalering toeleggen;
- zet 6% vrijwilligers in binnen de vroegsignalering;
- is er gemiddeld 0,33 fte per 10.000 inwoners beschikbaar voor vroegsignalering;
- geeft 7 op de 10 aan voldoende capaciteit te hebben, hoewel het overgrote deel wel meer wil doen als er meer ruimte is;
- heeft een gemeente gemiddeld € 2,63 per inwoner beschikbaar voor vroegsignalering.
Meeste gemeenten zelf betrokken bij uitvoering vroegsignalering
Bij bijna driekwart van de gemeenten is één organisatie verantwoordelijk voor de uitvoering van de vroegsignalering. Dit is veelal de gemeente zelf, bijvoorbeeld de afdeling schuldhulpverlening of een specifiek preventie-of vroegsignaleringsteam.
Van de ondervraagden heeft 63% één of meerdere medewerkers die zich specifiek met de vroegsignalering bezighouden. Maatschappelijk werk of een welzijnsorganisatie is bij ruim één op de vijf gemeenten betrokken, meestal met de gemeente samen.
Verschillende betrokken medewerkers zorgen voor een inbreng van verschillende expertises en manieren van benadering van inwoners. Waar een schuldhulpverlener vanuit zijn/haar professie over het algemeen meer gericht zal zijn op het financiële probleem en op de oplossing zal een maatschappelijk werker meer aandacht hebben voor de leefsituatie en het bieden van sociale en psychologische ondersteuning.
Inzet van vrijwilligers is gering
6% van de ondervraagde gemeenten zet vrijwilligers in bij het opvolgen van de vroegsignalen. Dit gebeurt meer bij gemeenten met relatief weinig capaciteit en budget. Daarmee lijkt het erop dat de inzet van vrijwilligers een manier is om met beperkte financiële middelen en menskracht toch zo goed mogelijk inwoners te bereiken.
Meerderheid heeft voldoende capaciteit
Zeven op de tien gemeenten hebben voldoende capaciteit voor het opvolgen van de signalen; 13% ervaart duidelijk een tekort. Er zijn ook duidelijke verschillen in aanwezige capaciteit: die loopt uiteen van 0,02 fte tot 0,67 fte per 10.000 inwoners. Gemiddeld is er 0,33 fte per 10.000 inwoners beschikbaar.
Voldoende capaciteit betekent niet altijd dat dat de meest ideale, gewenste situatie is. Het lijkt erop dat er voldoende is voor de gekozen aanpak, waarbij processen worden aangepast aan de beschikbare tijd en middelen. Vijf op de zes ondervraagden willen namelijk toch meer doen als er meer ruimte is. Met name activiteiten om het bereik van inwoners te vergroten staan hoog geprioriteerd. Denk aan meer huisbezoeken of meer pogingen om een inwoner te bereiken.
Variatie in beschikbare budget voor vroegsignalering
Er zijn drie bekostigingswijzen voor vroegsignalering die ieder even vaak voorkomen:
- geen eigen budget; vroegsignalering als onderdeel voor het budget van schuldhulpverlening
- een vast budget voor de gehele vroegsignalering (uitvoering en aansturing)
- een vast budget voor uitsluitend de uitvoering
Op basis van de inschatting van de ondervraagden loopt het budget uiteen van € 0,27 tot € 5,70 per inwoner. Gemiddeld heeft een gemeente € 2,63 per inwoner beschikbaar voor vroegsignalering.
Ontwikkelingen
Binnen de vroegsignalering zijn diverse ontwikkelingen gaande:
- Het Rijk heeft in 2023 en voor 2024 incidentele middelen van 50 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld voor extra inzet op vroegsignalering en bijzondere bijstand.
- De nieuwe Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas is per 1 april 2023 ingegaan, waardoor gemeenten nu ook eindeleveringssignalen voor energie ontvangen.
Extra budget met name ingezet voor uitbreiding capaciteit
Minimaal vier op de tien gemeenten heeft met de extra eenmalige middelen het bestaande vroegsignaleringsbudget vergroot, met name om de capaciteit uit te breiden om zo de opvolging te intensiveren. Het risico is dat deze extra capaciteit niet geborgd kan worden, gezien het feit dat hier incidentele middelen voor worden ingezet.
De helft geeft aan dat de budgetten onveranderd zijn. Dit zal deels komen doordat een derde van de gemeenten geen apart budget heeft voor vroegsignalering, waardoor het moeilijker vast te stellen is of er meer middelen voor vroegsignalering zijn. Bovendien is de bestemming bij één op de zes gemeenten nog niet bekend. Ook geeft één op de zes aan de middelen in te zetten om eerdere eigen bekostiging op te vangen. Daarmee blijft de dienstverlening onveranderd.
Eindeleveringssignalen
Zeven op de tien gemeenten geven eindeleveringssignalen voorrang boven ‘reguliere’ vroegsignalen. De helft van de gemeenten geeft aan deze signalen zelfs binnen 3 dagen op te pakken, zoals geldt bij dreigende situaties. Bij sommigen hangt de prioritering van deze signalen mede af van de hoogte van het bedrag.
Dat het merendeel van de gemeenten deze signalen eerder oppakt is geen vereiste vanuit de Wgs. Het ministerie van SZW ziet de eindeleveringssignalen niet als bedreigende situatie, omdat er nog een periode van meer dan 20 werkdagen overheen gaat voordat de netbeheerder een huishouden daadwerkelijk afsluit van gas en elektriciteit.
De verwachting is dat in de meeste gevallen een vroegsignaal voorafgaat aan het eindeleveringssignaal van een energiemaatschappij. Dit blijkt in de praktijk niet altijd het geval te zijn. De helft van de gemeenten ervaart deze situatie als een belangrijk knelpunt binnen de vroegsignalering op dit moment.
Wensen en behoeften
Voor de ondervraagde gemeenten, geldt:
- Over het algemeen zijn ze tevreden over het moment waarop de vastelastenpartners de signalen van de betalingsachterstanden aanleveren.
- Driekwart wil de huidige signaalaanlevering van 1x per maand behouden.
- De overgrote meerderheid wil ook van andere schuldeisers signalen ontvangen.
- Ze willen meer uitwisseling met vastelastenpartners.
- Ze willen doorgaan met de vroegsignalering.
Over het algemeen tevreden met huidige moment en frequentie van aanlevering van signalen
Over de meeste vastelastenpartners is een meerderheid van de gemeenten tevreden over het moment waarop ze de signalen van de betalingsachterstanden aanleveren. Alleen bij de particuliere verhuur vindt 52% dat de signalen eerder mogen komen. Bij zorgverzekeraars en drinkwaterbedrijven vindt respectievelijk 21% en 25% van de gemeenten dat de signalen te vroeg komen. Gemeenten geven ook dat ze liever niet maandelijks signalen krijgen van ‘slepers’, mensen die steevast hun huur te laat betalen.
In de overeenkomst van het Landelijk Convenant Vroegsignalering (LCV) staat dat de reguliere vroegsignalen maandelijks op een vast moment worden aangeleverd. Driekwart van de gemeenten wil deze frequentie behouden. Slechts 10% wil over op een wekelijkse of dagelijkse aanlevering.
Overgrote meerderheid wil meer signalen ontvangen
Het merendeel van de gemeenten geeft aan meer signalen te willen. Signalen van landelijke uitvoeringsorganisaties staan hoog op de wensenlijst, met name van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen (65%), het CJIB (42%) en warme doorverwijzingen vanuit deze organisaties (58%).
Toch plaatsen gemeenten ook kanttekeningen bij toevoeging van nieuwe signaalpartners. Extra signalen betekenen extra werk; dit moet niet ten koste gaan van de kwaliteit van de opvolging van signalen. Als alternatief kunnen extra signalen een verrijking zijn voor de huidige signalen in plaats van ze afzonderlijk op te volgen.
Meer uitwisseling met vastelastenpartners gewenst
De beschikbaarheid van telefoonnummers en/of e-mailadressen en de terugkoppeling richting vastelastenpartners staan beiden in de top 5 meest genoemde knelpunten binnen de vroegsignalering; een derde ervaart dit als een probleem.
Gemeenten willen op drie terreinen via RIS/VPS meer uitwisseling met vastelastenpartners:
- dat vastelastenpartners aangeven dat een klant/inwoner kort na het versturen van het signaal alsnog de rekening betaalt, zonder het signaal in te trekken (79%)
- dat gemeenten kunnen aangeven dat de contactgegevens niet kloppen, mits de vastelastenpartner vervolgens actie onderneemt en de juiste gegevens achterhaalt (96%)
- dat gemeenten kunnen aangeven dat een inwoner/klant is overleden of niet meer op dat adres woont (94%)
Gemeenten willen doorgaan met vroegsignalering om goed te verankeren
Gemeenten benoemen dat de vroegsignalering goed op weg is. Ze zien het als een belangrijk middel in de preventie. Niet alleen betalingsproblemen komen door de vroegsignalering eerder in beeld, maar ook signalen op andere leefdomeinen van een huishouden. Gemeenten willen er dan ook mee doorgaan en de vroegsignalering verder verankeren. Als de gemeenten daarbij één ding mogen veranderen in de wetgeving en/of de processen rondom de vroegsignalering, willen ze het liefste:
- meer samenwerking met vastelastenpartners: meer contact, uitwisseling en terugkoppeling;
- meer mogelijkheden voor gegevensuitwisseling binnen de gemeente;
- striktere kaders voor het doorgeven van signalen;
- meer signaalpartners;
- minder vrijblijvendheid: in sommige situaties - bij problematische schulden of terugkerende huishoudens - zou het wenselijk zijn dat er een vorm van verplichting tot hulpacceptatie mogelijk is. Dit sluit aan bij het gegeven dat 37 procent het lastig vindt dat sommige signalen steeds terugkomen, terwijl eerdere contactpogingen niets opleveren.
Inleiding
Met de gewijzigde Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) zijn gemeenten en vastelastenpartners sinds 1 januari 2021 wettelijk verplicht om invulling te geven aan vroegsignalering van schulden. In de praktijk betekent dit dat energiebedrijven, drinkwaterbedrijven, woningverhuurders en zorgverzekeraars signalen van betalingsachterstanden aanleveren aan gemeenten. Gemeenten volgen deze signalen op door de betreffende inwoner hulp aan te bieden.
Inmiddels is na ruim 2,5 jaar de implementatiefase bij veruit de meeste gemeenten voltooid en zijn gemeenten bezig hun aanpak te optimaliseren. Tegelijkertijd zijn er het afgelopen jaar diverse ontwikkelingen geweest op het gebied van vroegsignalering, denk aan de komst van eindeleveringssignalen met de nieuwe afsluitregeling, pilots met nieuwe schuldeisers en extra financiële middelen om de vroegsignalering te kunnen intensiveren.
Dit alles is aanleiding om na te gaan hoe de vroegsignalering volgens gemeenten op dit moment loopt. Daar komt bij dat het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in 2024 de Wgs en daarmee ook de vroegsignalering gaat evalueren. Een goed moment om te kijken hoe gemeenten de vroegsignalering ervaren en waar gemeenten kansen voor verbeteringen zien.
Doel rapport
Dit rapport geeft inzicht in:
- de keuzes van gemeenten in de uitvoering van de vroegsignalering en het effect van actuele, landelijke (beleids)ontwikkelingen hierop.
- wensen en behoeften van gemeenten in de doorontwikkeling van vroegsignalering.
Leeswijzer
Dit rapport presenteert de resultaten van een vragenlijstonderzoek onder gemeenten die deelnemen aan de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden. De vragen richten zich op actualiteiten en ontwikkelingen in de vroegsignalering en de manier waarop gemeenten hier tegenaan kijken.
In totaal hebben 144 beleidsmedewerkers/coördinatoren vroegsignalering de vragenlijst ingevuld. In de methodologische verantwoording is een uitgebreidere beschrijving van de respondenten te vinden.
In dit rapport laten we eerst zien hoe gemeenten de vroegsignalering uitvoeren: welke organisaties en functies en met welke beschikbare capaciteit en middelen. Daarna gaan we in op het effect van nieuwe beleidsontwikkelingen, de wensen en behoeften van gemeenten en de kansen die zij zien in de doorontwikkeling van de vroegsignalering.
Andere rapportages over de vroegsignalering
Dit rapport presenteert de ervaringen met en visie op vroegsignalering van professionals werkzaam bij of voor gemeenten op het gebied van vroegsignalering. Daarnaast brengt Divosa jaarlijks een rapport uit over de vroegsignaleringsaanpak van gemeenten en de resultaten hiervan. Deze bevindingen staan in de Divosa MonitorVroegsignalering Schulden jaarrapportage 2022. Ook hebben we in september 2023 een halfjaarrapportage uitgebracht over de ontwikkeling in het aantal signalen.
Uitvoering vroegsignalering
Veruit meeste gemeenten zelf betrokken bij uitvoering vroegsignalering
Gemeenten hebben de beleidsvrijheid om te bepalen wie de vroegsignalering uitvoert. Met de uitvoering van de vroegsignalering bedoelen we het opvolgen van signalen en het leggen van contact met inwoners. Onderstaande grafieken laten zien welke organisaties en welke medewerkers verantwoordelijk zijn voor de uitvoering.
Bij bijna driekwart van de gemeenten is één organisatie verantwoordelijk voor de uitvoering van de vroegsignalering. In veruit de meeste gemeenten is dit de gemeente zelf. Dit kan de afdeling schuldhulpverlening zijn of een specifiek preventie- of vroegsignaleringsteam.Van alle ondervraagde gemeenten heeft 63% één of meerdere medewerkers die specifiek voor de vroegsignalering werkzaam zijn. Bij net iets meer dan de helft van de gemeenten zijn (ook) schuldhulpverleners betrokken bij de uitvoering.
Bij 26% van de gemeenten zijn er twee of meer betrokken bij de uitvoering van de vroegsignalering. Zo is algemeen maatschappelijk werk of een welzijnsorganisatie bij ruim één op de vijf gemeenten wel betrokken bij de uitvoering van de vroegsignalering, maar veelal met de gemeente samen.
Inzet van vrijwilligers is gering
De inzet van vrijwilligers en/of ervaringsdeskundigen binnen de vroegsignalering is gering; op dit moment zet 6% van de respondenten vrijwilligers in bij het opvolgen van de vroegsignalen. Dit gebeurt meer bij gemeenten tot 50.000 inwoners dan grotere gemeenten.
Als vrijwilligers actief zijn, pakken ze verschillende zaken op; van de administratieve voorbereidingen, tot het bellen van inwoners en huisbezoeken doen.
|
0-25.000 |
25.000-50.000 |
50.000-100.000 |
100.000 of meer |
Totaal |
---|---|---|---|---|---|
Wel |
6% |
10% |
3% |
0% |
6% |
Niet, maar in het verleden wel |
9% |
0% |
0% |
5% |
3% |
Niet en dat is men ook niet van plan |
59% |
69% |
89% |
73% |
72% |
Niet, maar daar denkt men wel over na |
24% |
17% |
6% |
23% |
17% |
Anders |
3% |
4% |
3% |
0% |
3% |
Capaciteit voor vroegsignalering
0,33 fte per 10.000 inwoners beschikbaar voor vroegsignalering
De deelnemende gemeenten aan deze vragenlijst hebben aangegeven hoeveel capaciteit zij hebben voor de gehele uitvoering van de vroegsignalering. Het gaat dan zowel om het aantal fte (full-time equivalent) dat ze beschikbaar hebben voor de projectaansturing en het uitvoerende team als tijd voor administratieve en ICT-ondersteuning.
Over het algemeen hebben gemeenten met meer inwoners ook meer fte. Om de uitkomsten vergelijkbaar te maken tussen de gemeenten, is het aantal fte omgerekend naar een aantal per 10.000 inwoners.
Onderstaande figuur laat zien dat er variatie is in de capaciteit tussen gemeenten, uiteenlopend van 0,02 fte tot 0,67 fte per 10.000 inwoners. Gemiddeld hebben de ondervraagde gemeenten 0,33 fte per 10.000 inwoners beschikbaar.
Verschillen in capaciteit tussen gemeenten
De capaciteit voor de vroegsignalering is bij kleinere gemeenten, tot 25.000 inwoners, meer dan gemiddeld: 0,44 fte per 10.000 inwoners tegen 0,33 fte gemiddeld.
Gemeenten |
Capaciteit in fte per 10.000 inwoners |
---|---|
Met 0-25.000 inwoners (n=33) |
0,44 |
Met 25.000-50.000 inwoners (n=48) |
0,34 |
Met 50.000-100.000 inwoners (n=31) |
0,22 |
Met 100.000 of meer (n=19) |
0,34 |
Gemeenten die vrijwilligers inzetten (n=8) hebben gemiddeld genomen minder betaalde capaciteit; 0,25 fte tegen 0,34 fte per 10.000 inwoners bij gemeenten zonder inzet van vrijwilligers. Mogelijk dat de inzet van vrijwilligers meer een manier is om met beperkte financiële middelen en menskracht toch zo goed mogelijk inwoners te bereiken dan een aanvulling/verrijking naast het werk van de betaalde werknemers.
Merendeel gemeenten ervaart voldoende capaciteit
6 op de 10 ondervraagde gemeenten geeft aan precies genoeg capaciteit te hebben voor het opvolgen van de signalen. 13% ervaart dat ze echt te weinig capaciteit hebben. Zij blijken gemiddeld genomen in de praktijk ook minder menskracht te kunnen inzetten voor de vroegsignalering; 0,25 fte per 10.000 inwoners (tegen 0,33 fte per 10.000 inwoners gemiddeld). De beleving sluit dus ook aan bij de daadwerkelijke situatie.
Vergeleken met andere gemeenten geeft een kleiner deel van de 100.000+-gemeenten (40%) aan genoeg capaciteit te hebben; 30% van hen heeft iets minder capaciteit dan nodig en 20% heeft echt te weinig capaciteit.
Meer inzet op bereik inwoners bij meer capaciteit
Ondanks dat het merendeel voldoende capaciteit ervaart om de signalen op te volgen, wil 5 op de 6 toch meer doen als er meer ruimte is. Met name activiteiten om het bereik van inwoners te vergroten staan hoog geprioriteerd. Denk aan meer huisbezoeken of meer pogingen om een inwoner te bereiken.
Voldoende capaciteit betekent dus niet altijd dat dat de meest ideale, gewenste situatie is. De processen zullen worden aangepast aan de beschikbare tijd en middelen. Daarmee is er voldoende capaciteit voor de gekozen aanpak. In een vervolgonderzoek (begin 2024) willen we nog kijken naar de samenhang tussen (ervaren) capaciteit en het bereik van inwoners.
Beschikbare budget
Drie veelvoorkomende manieren van bekostiging vroegsignalering
Toen vroegsignalering per 1 januari 2021 onderdeel werd van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, kregen gemeenten daarvoor geen extra financiering van het Rijk. Dit vanuit de gedachte dat vroegsignalering uiteindelijk aan de achterkant een besparing oplevert. Dit vroeg dus om een investering van de gemeenten zelf.
Uiteindelijk heeft het demissionair kabinet Rutte IV (Minister Schouten) eind 2022 voor de komende jaren structureel 120 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de aanpak van aanpak van geldzorgen, armoede en schulden, waarbij een groot gedeelte naar de gemeenten gaat. Daarnaast is er zowel in 2023 als in 2024 50 miljoen aan incidentele financiële middelen vrijgemaakt voor vroegsignalering en bijzondere bijstand.
Er is geen eenduidige manier waarop de capaciteit en het budget voor vroegsignalering worden vastgesteld. Er zijn drie manieren van bekostiging die ongeveer even vaak voorkomen:
- Er is geen eigen budget; het is onderdeel van het budget van schuldhulpverlening.
- er is een vast budget voor de gehele vroegsignalering (uitvoering en aansturing).
- Er is alleen een vast budget voor de uitvoering.
Vroegsignalering is onderdeel van de capaciteit voor schuldhulpverlening; er is geen vast budget (uren) voor bepaald. |
32% |
Er is alleen een vast budget (uren) begroot voor het uitvoerende team vroegsignalering / de uitvoerende organisatie. |
28% |
Er is een vast budget (uren) begroot voor de gehele vroegsignalering (uitvoering en projectaansturing). |
27% |
Er is geen vast budget (uren) begroot, dit hangt af van het aantal signalen dat binnenkomt. |
5% |
Weet ik niet |
5% |
Anders |
3% |
Er is alleen een vast budget (uren) begroot voor aansturing. |
0% |
De verschillen naar omvang van de gemeente zijn beperkt:
- bij gemeenten tot 25.000 inwoners: vroegsignalering iets vaker geen eigen budget (bij 41%)
- bij gemeenten met 25.000-50.000 inwoners: iets vaker alleen een vast budget voor het uitvoerende team (bij 35%)
- bij gemeenten met 50.000-100.000-gemeenten; iets vaker voor de gehele vroegsignalering een vast budget (bij 39%)
Gemiddeld € 2,63 per inwoner beschikbaar voor vroegsignalering
We hebben de gemeenten gevraagd welk budget zij beschikbaar hebben voor vroegsignalering. Een derde van de ondervraagde gemeenten kon die vraag niet beantwoorden. Van de overige gemeenten (n=97) heeft 60% jaarlijks een budget en nog eens 14% zowel een structureel als incidenteel budget. Eén op de zes respondenten voert de vroegsignalering uit met uitsluitend incidentele middelen.
Het totale beschikbare budget voor vroegsignalering loopt uiteen tussen gemeenten; van € 0,27 tot € 5,70 per inwoner. Gemiddeld heeft een gemeente € 2,63 per inwoner beschikbaar voor vroegsignalering.
Gemeenten met 50.000 tot 100.000 inwoners hebben minder te besteden (€ 1,85 per inwoner) dan gemeenten met meer of minder inwoners. Dit is in lijn met de bevinding dat ze minder capaciteit hebben per 10.000 inwoners hebben. Ook is het gemiddelde budget met € 1,36 beduidend lager bij gemeenten die vrijwilligers inzetten (n=8).
4 op de 10 gemeenten hebben meer budget beschikbaar voor vroegsignalering
In 2023 is er eenmalig € 50 miljoen aan gemeenten verstrekt voor extra inzet op vroegsignalering en bijzondere bijstand. Ook in 2024 wordt via het gemeentefonds € 50 miljoen beschikbaar gesteld voor vroegsignalering van schulden en bijzondere bijstand.
Deze extra incidentele middelen van het Rijk lijken bij minimaal 4 op de 10 gemeenten opgenomen in het budget voor vroegsignalering. De meeste gemeenten geven aan dat de extra middelen worden ingezet om de capaciteit uit te breiden, om zo de aanpak van de vroegsignalering te intensiveren. Daarnaast wil één op de zes de werkwijze herijken om het bereik te vergroten.
Voor een groot deel van de gemeenten lijkt er geen verandering; zij geven aan dat het budget gelijk is gebleven. Dat zal mede komen doordat een derde van de gemeenten geen apart budget heeft voor vroegsignalering omdat het onderdeel is van het budget van schuldhulpverlening. Hierdoor is het moeilijker vast te stellen of er meer middelen voor vroegsignalering zijn.
Ook worden de extra middelen bij sommige gemeenten aan het totale budget toegevoegd of is de bestemming nog onbekend. Ten slotte geeft 1 op de 6 gemeenten aan dat zij het budget inzetten voor de dienstverlening, na dit eerst twee jaar zelf bekostigd te hebben. Hierdoor zal niet altijd worden ervaren dat het budget is veranderd.
Eindeleveringssignalen energie
Sinds 1 april 2023 heeft het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) een nieuwe Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas. Hierin is een bepaling opgenomen die energiemaatschappijen verplichten tot het sturen van een zogenaamd ‘eindeleveringssignaal’ aan de gemeente, in aanvulling op het vroegsignaal. Een eindeleveringssignaal wordt minimaal 20 werkdagen voor daadwerkelijke contractbeëindiging en afsluiting gestuurd.
De verwachting is dat in de meeste gevallen een vroegsignaal voorafgaat aan het eindeleveringssignaal van een energiemaatschappij. Dit blijkt in de praktijk niet altijd het geval te zijn.
Er bestaat onduidelijkheid over hoe het kan dat een eindeleveringssignaal niet voorafgaat aan een vroegsignaal. De helft van de gemeenten ervaart deze situatie als een belangrijk knelpunt binnen de vroegsignalering op dit moment.
Een eindeleveringssignaal is een nieuw begrip binnen de vroegsignalering. Het is niet iets dat binnen de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening zelf is benoemd. Daar wordt alleen gesproken van signalen, geüpdatet of verrijkte signalen en bedreigende situaties (Wgs artikel 4, 2e lid). Het ministerie van SZW ziet de eindeleveringssignalen ook niet als bedreigende situatie, omdat er nog een periode overheen gaat voordat de netbeheerder een huishouden daadwerkelijk afsluit van gas en elektriciteit (zie bijlage 1 voor het standpunt van SZW ten aanzien van eindeleveringssignalen in relatie tot de Wgs).
In de praktijk zie je dat 7 op de 10 gemeenten eindeleveringssignalen wel voorrang geven aan deze signalen boven ‘reguliere’ vroegsignalen. De helft van de gemeenten geeft aan dat ze deze signalen zelfs binnen 3 dagen oppakken, zoals geldt bij dreigende situaties.
(Bijna) altijd |
Meer wel dan niet |
Meer niet dan wel |
(Bijna) nooit |
|
---|---|---|---|---|
Eindeleveringssignalen pakken we eerder op dan vroegsignalen voor energie |
69% |
16% |
5% |
10% |
Eindeleveringssignalen pakken we binnen 3 dagen op |
53% |
24% |
11% |
12% |
De manier van contact leggen verschilt bij eindeleveringssignalen t.o.v. die bij vroegsignalen |
41% |
25% |
13% |
21% |
Bij eindeleveringssignalen zoeken we persoonlijk contact met de inwoner (telefonisch, via huisbezoek of afspraak op locatie) |
65% |
21% |
6% |
8% |
Niet iedere gemeente behandelt de eindeleveringssignalen op een andere manier. Sommige gemeenten laten het afhangen van de situatie, bijvoorbeeld de hoogte van het bedrag. Een viertal gemeenten gaf aan dat ze nog (nagenoeg) geen eindeleveringssignalen heeft ontvangen.
Tot slot is er een aantal gemeenten dat aangeeft geen onderscheid te maken ten opzichte van reguliere vroegsignalen energie, omdat de kwaliteit van de eindeleveringssignalen te wensen overlaat. Diverse gemeenten beklagen zich hierover. Zo zien ze er lage bedragen bij of een achterstand van één maand.
Wensen en behoeften
Wenselijk dat particuliere verhuurders signalen aanleveren
In de overeenkomst van het Landelijk Convenant Vroegsignalering staat dat vastenlastenpartners vanaf 30 dagen na het ontstaan van de achterstand signalen mogen aanleveren aan gemeenten. Bij zorgverzekeraars geldt daarnaast een maximum; ze mogen maximaal tot 100 dagen na het ontstaan van de achterstand een signaal aanleveren.
Voordat vastelastenpartners een signaal naar de gemeente sturen, zijn ze wettelijk verplicht zelf een sociaal incassotraject uit te voeren. Binnen deze kaders zijn vastelastenpartners verder vrij om te bepalen wanneer zij een signaal naar de gemeente sturen.
Enerzijds is het onwenselijk dat een gemeente er te vroeg bij is, omdat de inwoner dan nog geen urgentie voelt om met zijn (financiële) situatie aan de slag te gaan. Anderzijds is het streven om iemand in een zo vroeg mogelijk stadium te bereiken en zo te voorkomen dat de betalingsachterstanden al problematische schulden zijn. De vraag is bij welke omvang en/of aantal termijnen achterstand het meest passend is om signalen aan te leveren.
Over het algemeen zijn de gemeenten tevreden over het moment waarop de vastelastenpartners de signalen van de betalingsachterstanden aanleveren. Alleen bij de particuliere verhuur vindt een minderheid dat het signaal op het juiste moment komt; 52% vindt dat die signalen eerder mogen komen.
In iets mindere mate geldt dit ook bij signalen van woningbouwcorporaties en energiemaatschappijen; één op de drie gemeenten geeft aan dat die signalen eerder mogen komen. Signalen van waterbedrijven kunnen volgens een kwart van de gemeenten wel iets later komen dan nu het geval is.
Gewenste aanlevermoment
Wat is dan het meest gewenste moment om als gemeente een signaal te ontvangen? De gemeenten die vinden dat de signalen te vroeg of te laat komen, hebben dit aangegeven.
Huur
De meeste gemeenten spreken de wens uit om een huurachterstand na één maand te melden, zowel bij sociale als particuliere huur. Zo geeft een gemeente aan: 'We zijn van mening dat de melding na 1 maand op zijn plaats is, omdat de ervaring leert dat voorafgaand aan het niet voldoen van de huur andere betalingen zoals energie en ziektekosten eerder niet zijn voldaan.'
Naast één maand, noemen meerdere gemeenten dat ze na twee maanden achterstand het huursignaal willen ontvangen. Een aantal noemen een bedrag, waarbij bedragen van € 500 en € 1.000 worden genoemd.
Tegelijkertijd geven een aantal gemeenten ook aan dat woningbouwcorporaties niet te snel signalen moeten aanleveren; ze willen niet telkens signalen van ‘slepers’ krijgen; mensen die maandelijks net te laat betalen.
Zorg
Van alle genoemde alternatieve momenten, werd twee maanden achterstand het meest benoemd. Daarnaast deden twee gemeenten de suggestie om het signaal bij vier maanden achterstand te herhalen als er geen contact is geweest en de achterstand nog niet opgelost, om zo te voorkomen dat iemand in de Regeling wanbetalers van het CAK terechtkomt.
Energie
Ook bij betalingsachterstanden op de energierekening, geven de meeste gemeenten (37 van de 60 gemeenten) aan dat ze na twee maanden achterstand het signaal willen doorkrijgen. Elf gemeenten willen dit al na één maand achterstand.
Water
Bij signalen van het drinkwaterbedrijf noemen 21 van de 49 gemeenten dat ze na twee maanden achterstand op de kwartaalnota het signaal willen ontvangen. Hierbij geeft één van de gemeenten aan: 'Hoewel de bedragen laag zijn, is een achterstand in de betaling van twee termijnen waardevol om informatie met betrekking tot overige achterstanden te verrijken.'
Meer dan bij de andere vaste lasten, wordt ook een periode van drie maanden achterstand genoemd als passende periode voordat een signaal naar de gemeente gaat.
Driekwart gemeenten wil maandelijkse aanlevering signalen behouden
In de overeenkomst van het Landelijk Convenant Vroegsignalering (LCV) staat ook dat de reguliere vroegsignalen maandelijks op een vast moment worden aangeleverd. Uitzondering hierop zijn eindeleveringssignalen van energiemaatschappijen en signalen van dreigende situaties; die kunnen vastelastenpartners dagelijks aanleveren. Daarnaast zijn er woningcorporaties die meerdere momenten in de maand melden; hierover moeten afspraken met de betreffende gemeente(n) zijn gemaakt.
Driekwart van de gemeenten wil de huidige aanlevering van maximaal 1x per maand behouden. Dit is belangrijk voor de processen van de gemeente.
Tweederde van de gemeenten wil ook signalen van Belastingdienst en Dienst Toeslagen ontvangen
Gemeenten ontvangen signalen van zorgverzekeraars, verhuurders, energiemaatschappijen en drinkwaterbedrijven. Met een aantal gemeenten lopen pilots voor hypotheekachterstanden en gemeentelijke heffingen. Daarnaast is de gemeente Amsterdam met uitvoeringsorganisatie DUO en netbeheerder Liander een pilot gestart.
Het merendeel van de gemeenten geeft aan meer signalen te willen. Signalen van landelijke uitvoeringsorganisaties staan hoog op de wensenlijst, met name van de Belastingdienst, Dienst Toeslagen, het CJIB en warme doorverwijzingen vanuit deze organisaties.
Bij ‘anders’ worden nog andere schuldeisers genoemd, namelijk het CAK (voor de eigen bijdrage), DUO, de motorrijtuigenbelasting van de Belastingdienst, de kinderopvang, gemeentelijke belastingen en hypotheken.
Toch plaatsen gemeenten ook kanttekeningen bij toevoeging van nieuwe signaalpartners. Extra signalen betekenen namelijk ook extra werk om de signalen op te pakken. Daar is capaciteit voor nodig. Als die er niet is, kan dat betekenen dat een gemeente niet op een passende manier inwoners kan bereiken. Zoals één van de gemeente dit verwoordt: 'Wij ontvangen nu al maandelijks 1000 signalen. Wij geven hier veel geld aan uit en benaderen iedere maand 500 inwoners persoonlijk, maar op een gegeven moment kan een gemeente ook niets anders dan een email of een brief sturen en die komt gewoon op de stapel terecht. Dan schiet je je doel voorbij.'
Extra signalen zijn van meerwaarde als verrijkende informatie voor de huidige signalen, maar niet om afzonderlijk op te volgen, zo bepleit één van de gemeenten.
Gemeenten willen meer uitwisseling met vastelastenpartners
De uitwisseling tussen vastelastenpartners en gemeenten is beperkt. Gemeenten krijgen in het softwaresysteem RIS (van Xxllnc) of VPS (van BKR) de signalen aangeleverd. Gemeenten mogen maar een beperkt aantal zaken weer terugkoppelen: signaal i s niet opgepakt, inwoner/klant niet bereikt/wil geen hulp, inwoner/klant wil hulp en sinds kort inwoners/klant is bekend bij schuldhulpverlening. Over de situatie van een persoon -bijvoorbeeld of iemand overleden of verhuisd is, of de correcte contactgegevens- evenals over de inhoud van het contact mag de gemeente niets terugkoppelen.
Gemeenten willen op drie terreinen via RIS/VPS meer uitwisseling met vastelastenpartners:
- dat vastelastenpartners aangeven dat een klant/inwoner kort na het versturen van het signaal alsnog de rekening betaalt, zonder het signaal in te trekken (zie figuur);
- dat gemeenten kunnen aangeven dat de contactgegevens niet kloppen, waarop de vastelastenpartner vervolgens actie onderneemt en de juiste gegevens achterhaalt (zie tabel);
- dat gemeenten kunnen aangeven dat een inwoner/klant is overleden of niet meer op dat adres woont (zie tabel).
De gemeenten zijn wat meer verdeeld als het gaat om het daadwerkelijk delen van nieuwe (juiste) contactgegevens met de vastelastenpartners als de aangeleverde gegevens niet kloppen. Om die gegevens te kunnen delen, is ook toestemming van de inwoner nodig.
Ja |
Alleen als de VLP’s hier dan ook daadwerkelijk iets mee doen |
Nee |
|
---|---|---|---|
De mededeling dat de contactgegevens van een inwoner niet kloppen (niet de contactgegevens zelf) |
49% |
47% |
4% |
De nieuwe (juiste) contactgegevens na toestemming van een inwoner |
44% |
33% |
22% |
Dat een persoon overleden is of ander woonadres heeft (m.a.w.: signaal niet opgepakt o.b.v. BRP check) |
69% |
25% |
6% |
Evaluatie 2,5 jaar na introductie vroegsignalering binnen Wgs
Doorgaan met vroegsignalering om het goed te verankeren
In een open vraag evaluatievraag, komen positieve geluiden over de vroegsignalering naar voren. Men vindt dat de vroegsignalering goed op weg is. Ze zien het als een belangrijk middel in de preventie.
Niet alleen betalingsproblemen komen zo eerder in beeld, ook signalen op andere leefdomeinen van een huishouden, denk aan verslavingsproblematiek, psychische problemen, opvoedkundige vraagstukken.
Diverse gemeenten adviseren dan ook om door te gaan met de vroegsignalering: 'Geef het de tijd om geworteld te raken.' Daarbij benoemt ook iemand dat het nu meer bekendheid krijgt en dat helpend is hoe er op wordt gereageerd.
Daarbij is men ook kritisch over de verwachtingen ten aanzien van vroegsignalering. Die zijn soms te hoog. Zoals iemand aangeeft: 'Degene op wie de vroegsignalering betrekking heeft, is vrij om te bepalen of hij hulp aanvaardt.'
Verscheidenheid in ervaren knelpunten
We hebben de gemeenten expliciet gevraagd of en welke knelpunten zij ervaren binnen de vroegsignalering. Hierbij konden ze maximaal drie punten benoemen. Drie procent ervaart geen enkel knelpunt. Veruit de meeste knelpunten noemen het gemaximeerde aantal van drie (87% van hen). Daarbij is er niet één knelpunt dat er met kop en schouders bovenuit steekt.
De vijf meest genoemde aspecten die gemeenten lastig vinden binnen de vroegsignalering, zijn:
- dat er eindeleveringssignalen van energiemaatschappijen zijn zonder voorafgaand vroegsignaal;
- dat sommige signalen steeds terugkomen, terwijl eerdere contactpogingen niets opleveren;
- de beschikbaarheid van telefoonnummers en/of emailadressen om een inwoner te bereiken;
- de terugkoppeling richting vastelastenpartners;
- de mogelijkheden om informatie op te vragen en/of te delen met andere hulpverlening binnen de gemeente zelf.
Als aanvulling op het punt van de terugkoppeling richting vastelastenpartners, wordt ook genoemd dat er soms helemaal geen terugkoppeling is: 'Binnen Ris Matching is er geen mogelijkheid tot terugkoppeling aan de melders. Dit is voor alle partijen een groot gemis. Niet elke gemeente heeft budget om ook de module RIS Vroegsignalering aan te schaffen.'
Andere punten die gemeenten noemen:
- De kwaliteit van de aangeleverde signalen: de achterstanden kloppen niet, zijn niet compleet of actueel.
- Er is onbekendheid met de (betalings)afspraken tussen vastelastenpartner en inwoner.
- Er is onduidelijkheid over wat privacy/AVG-technisch wel en niet mag.
- De maximale bewaartermijn van zes maanden.
Meest gewenst: meer contact en uitwisseling met vastelastenpartners
Als de gemeenten één ding mogen veranderen in de wetgeving en/of de processen rondom de vroegsignalering, willen ze het liefste:
- Meer samenwerking met vastelastenpartners: meer contact, uitwisseling en terugkoppeling.
- Meer mogelijkheden voor gegevensuitwisseling binnen de gemeente: het moet makkelijker zijn om signalen of informatie te kunnen delen binnen de gemeente.
- Striktere kaders voor het doorgeven van signalen: om te zorgen dat signalen op het juiste moment en met passende bedragen naar de gemeente worden gestuurd, zodat gemeenten alleen relevante signalen hoeven op te pakken.
- Meer signaalpartners: de mogelijkheid bieden dat meer schuldeisers zich kunnen aanmelden
- Minder vrijblijvendheid: in sommige situaties -bij problematische schulden of terugkerende huishoudens- zou het wenselijk zijn dat er een vorm van verplichting tot hulpacceptatie mogelijk is.
Daarnaast worden ook de volgende aspecten genoemd:
- Geen verplichting om op alle signalen op te volgen
- Meer aandacht voor de functie en wat daar bij komt kijken
- Verplichting richting vastelastenpartners voor het aanleveren van juiste en volledige contactgegevens
- Zorgen dat het softwareprogramma gebruiksvriendelijker wordt
Samenwerking met en terugkoppeling aan vastelastenpartners
Meer contact met de vastelastenpartners wordt veruit het meeste genoemd als verbetering. Er zouden meer gegevens teruggekoppeld moeten kunnen worden naar de schuldeiser. Meer terugkoppeling zorgt ook voor meer onderling begrip.
Methodologische verantwoording
Twee keer per jaar zet Divosa een digitale vragenlijst uit onder deelnemers aan de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden. Deze rapportage presenteert de resultaten op de vragenlijst van september 2023.
In totaal hebben toen 115 organisaties de vragenlijst volledig ingevuld. Hierbij gaat het om 101 individuele gemeenten en 14 samenwerkingsverbanden. In totaal representeren deze organisaties 144 gemeenten. In de rapportage gebruiken we de antwoorden op gemeenteniveau.
Hieronder staat de verdeling van deze 144 gemeenten naar omvang van de bevolking. De gemeenten tot 25.000 inwoners zijn iets ondervertegenwoordigd, terwijl de 100.000+-gemeenten iets oververtegenwoordigd zijn ten opzichte van de landelijke gemeentelijke verdeling. Deze 144 gemeenten vertegenwoordigen 55% van de Nederlandse bevolking.
Aantal deelnemende gemeenten |
Aandeel van het totaal aantal deelnemende gemeenten (n=144) |
Aandeel van het totaal aantal gemeenten in Nederland (n=342) |
|
---|---|---|---|
0-25.000 |
34 |
24% |
33% |
25.000-50.000 |
52 |
36% |
40% |
50.000-100.000 |
36 |
25% |
18% |
100.000 of meer |
22 |
15% |
9% |
Alle provincies in Nederland zijn vertegenwoordigd. De 144 gemeenten zijn een afspiegeling van het land; alleen de gemeenten in Noord-Brabant zijn iets ondervertegenwoordigd, terwijl gemeenten uit Noord-Holland iets oververtegenwoordigd zijn.
Aantal deelnemende gemeenten |
Aandeel van het totaal aantal deelnemende gemeenten (n=144) |
Aandeel van het totaal aantal gemeenten in Nederland (n=342) |
|
---|---|---|---|
Drenthe |
4 |
3% |
4% |
Flevoland |
4 |
3% |
2% |
Fryslân |
12 |
8% |
5% |
Gelderland |
20 |
14% |
15% |
Groningen |
4 |
3% |
3% |
Limburg |
11 |
8% |
9% |
Noord-Brabant |
17 |
12% |
16% |
Noord-Holland |
24 |
17% |
13% |
Overijssel |
8 |
6% |
7% |
Utrecht |
9 |
6% |
8% |
Zeeland |
9 |
6% |
4% |
Zuid-Holland |
22 |
15% |
15% |
Bijlage 1 Verduidelijk Wgs i.r.t. een eindeleveringssignaal
Mede doordat de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) geen eindeleveringssignaal kent, is het voor gemeenten niet helder hoe zij een dergelijk signaal moeten verwerken. Dit is aan de orde bij de beoordeling of sprake is van een bedreigende situatie (in verband met de wacht-/doorlooptijden) en bij de beantwoording van de vraag wat voor een soort (vroeg)signaal een eindeleveringssignaal is.
SZW geeft voor nu zelf verduidelijking over het gebruiken van een eindeleveringssignaal in relatie tot de Wgs:
- Het eindeleveringssignaal kan niet per definitie worden gezien als een bedreigende situatie die bij aanvaarding van het aanbod daartoe binnen drie dagen leidt tot een eerste gesprek (artikel 4, tweede lid, van de Wgs). Van een dergelijke situatie is in dit kader enkel sprake bij (daadwerkelijke) beëindiging van onder meer de levering van gas, elektriciteit of stadsverwarming. Omdat het nog 20 werkdagen duurt voordat het contract daadwerkelijk wordt beëindigd en er vervolgens nog 4-6 weken verstrijken voordat de netbeheerder daadwerkelijk fysiek komt afsluiten, wordt een eindeleveringssignaal niet aangemerkt als bewijs van een ‘bedreigende situatie’.
- Door de huidige inzet van de Regeling Afsluitbeleid kleinverbruikers elektriciteit en gas en het feit dat een ‘eindeleveringssignaal’ niet specifiek als vroegsignaal in de Wgs is benoemd, kan SZW een eindeleveringssignaal zonder voorafgaand vroegsignaal voor nu alleen maar zien als een ‘regulier’ vroegsignaal in de zin van de Wgs, te weten een in het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening genoemd signaal van schuldeisers over betalingsachterstanden, dat een goede indicatie vormt voor meer schulden. Wanneer er wel een vroegsignaal aan het eindeleveringssignaal voorafgaat, kunnen gemeenten het eindeleveringssignaal in de praktijk van vroegsignalering gebruiken als ‘geüpdatet’ of ‘verrijkt’ signaal. Zoals dit in de huidige praktijk van vroegsignalering ook al gebeurt bij opeenvolgende signalen.
- Het staat gemeenten vrij een eindeleveringssignaal anders te prioriteren dan een 'regulier' vroegsignaal. SZW verzoekt gemeenten, net als met elk ander signaal, per situatie te kijken in hoeverre van het signaal een dreiging uitgaat en of dat een andere passende aanpak nodig is.
Binnenkort volgt een vergelijkbare uitleg voor onduidelijkheden rond afsluitsignalen van drinkwaterbedrijven.
Colofon
Divosa
Aidadreef 8 | 3561 GE Utrecht
Postbus 9563 | 3506 GN Utrecht
030 233 23 37
info@divosa.nl
divosa.nl
Auteur
Anna van der Schors
Met dank aan
Ellen Hennekens (NVVK)
Erika Dekens (Divosa)
Marielle Fleuren (VNG realisatie)
Jacomijn Kuiper (VNG realisatie)
Eindredactie
Sal Stam
Webredactie
Leontien van den Ham
Jasja van Moorsel
Versie
November 2023