Overslaan en naar de inhoud gaan

Factsheet Bijzondere bijstand

Laatste update: 28 mei 2024

2. Ontwikkelingen binnen de bijzondere bijstand

Inleiding

Na de introductie van de Algemene Bijstandswet (ABW) in 1965, vond in 1972 een eerste grote wijziging plaats waarbij de verantwoordelijkheden centraal werden georganiseerd. Vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid, kwam er een landelijke normering en werd de bijstandsverlening centraal geregeld. Dit veranderde op 1 augustus 1991. Sinds die tijd werd de bijzondere bijstand decentraal geregeld binnen de ABW. In het Memorie van Toelichting bij de herinrichting van de Algemene Bijstandswet, geeft men aan wat de aanleiding was voor deze decentralisatie: 

“De huidige omvang en detaillering van de regelgeving, alsmede de noodzaak de effectiviteit in het functioneren van de ABW te vergroten, geven aanleiding voor een vermindering van het aantal centrale voorschriften, onder gelijktijdige versterking van de verantwoordelijkheid die gemeenten voor het bijstandsbeleid dragen en uitbreiding van de beleidsmarge waarover zij in dat kader beschikken. Daarbij gaat het, naast de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om van wettelijke bepalingen af te wijken indien de omstandigheden in een individueel geval zulks noodzakelijk maken, met name ook om het bewust aan het oordeel van burgemeester en wethouders overlaten van bepaalde beslissingen. Op sommige onderdelen verdient het de voorkeur dat de wet geen voorschriften geeft, doch aan burgemeester en wethouders opdraagt te oordelen en te handelen al naargelang de feitelijke omstandigheden in het concrete geval. Verder vragen bepaalde aspecten om een eigen beleidsinvulling door de gemeente, waarbij afstemming plaatsvindt op lokale en regionale omstandigheden.”

Door de decentralisatie van de bijzondere bijstand:

  • werd de verantwoordelijkheid voor het verlenen van bijstand in bijzondere situaties uitdrukkelijk aan de gemeenten overgedragen;
  • kwam er meer ruimte voor maatwerk;
  • vond er een herdefiniëring van het begrip bijzondere bijstand plaats. Eerder was er sprake van bijzonder ‘naar aard van de kosten’. De reikwijdte van de bijzondere bijstand werd verruimd.

Door deze wijzigingen was het de bedoeling dat de bekendheid onder de bevolking werd vergroot en dat daarmee de functie van bijzondere bijstand bij de bestrijding van armoede zou vergroten.

Er kwam een duidelijker onderscheid tussen de begrippen ‘algemene bijstand’ en ‘bijzondere bijstand’. Hierbij gold voor de bijzondere bijstand:

  • alle bijstand die uitgaat boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm ter voorziening in de algemeen noodzakelijke bestaanskosten wordt aangemerkt als bijzondere bijstand. 
  • bepalend is of zich in een concreet geval bijzondere omstandigheden voordoen die tot hogere noodzakelijke bestaanskosten leiden (ongeacht de aard van die kosten), waarin het van toepassing zijnde normbedrag niet voorziet.
  • Alleen in specifieke omstandigheden is aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen, immers:  “De landelijke norm beoogt immers al toereikend te zijn voor alle algemeen voorkomende noodzakelijke bestaanskosten” (Eerste Kamer, Memorie van Antwoord, februari 1995)

In de SZW-nota 'De andere kant van Nederland' - Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting uit 1995 wordt bijzondere bijstand als een van de belangrijkste aanvullende instrumenten van armoedebestrijding gezien: 

“Bijzondere bijstand is bij uitstek het instrument waarmee financiële probleemsituaties gericht kunnen worden aangepakt. Deze ondersteuning kan worden verstrekt als iemand door bijzondere omstandigheden met noodzakelijke bestaanskosten wordt geconfronteerd, waarin zijn of haar inkomen niet voorziet.”