Overslaan en naar de inhoud gaan

Factsheet Bijzondere bijstand

Laatste update: 28 mei 2024

3. Uitgaven aan bijzondere bijstand

3.3 Verschillen in uitgaven tussen clusters bijzondere bijstand

Gemeenten boeken de verschillende uitgaven aan bijzondere bijstand onder één van de clusters (1). Hieronder is de verdeling van de bijzondere bijstand weergegeven. De uitgaven in 2022 gaan grotendeels op aan de energietoeslag, die onder het cluster ‘directe levensbehoeften’ zijn geboekt. Daarmee is de verdeling van de uitgaven bijzondere bijstand afwijkend aan die van de voorgaande jaren. 

*Tot de ‘overige clusters’ behoren: voorzieningen voor het huishouden, voorzieningen voor opvang, kosten uit maatschappelijke zorg, uitstroombevordering, medische dienstverlening en de overige kostensoorten.

Om een beter beeld van de daadwerkelijke uitgaven te krijgen en de ontwikkeling daarvan over de tijd, hebben we de hoogte van de uitgaven uit 2015 als uitgangspunt genomen en het indexcijfer 100 gegeven. De figuur laat -gecorrigeerd voor inflatie- het verschil in uitgaven ten opzichte van 2015 zien. In de legenda staan de daadwerkelijk uitgegeven bedragen in 2015.

In onderstaande figuur is 2022 niet meegenomen, omdat de uitgaven onder het cluster 'directe levensbehoeften’ toen zo sterk zijn gestegen, dat de ontwikkeling in de voorafgaande jaren niet goed zichtbaar meer was.

Beide figuren laten zien dat de volgende uitgaven aan de volgende clusters zijn toegenomen sinds 2015:

  • de collectieve zorgverzekering
  • de individuele inkomenstoeslag
  • de financiële transacties

De uitgaven aan voorzieningen voor wonen variëren over de tijd en de uitgaven in het cluster ‘directe levensbehoeften’ zijn afgenomen, uitgezonderd 2022, toen de energietoeslag kwam. Het aandeel dat wordt besteed aan de overige zes clusters is aardig constant sinds 2015.

We gaan nu afzonderlijk in op de ontwikkeling van een aantal clusters.

Directe levensbehoeften

Bij dit cluster gaat het om kosten die verband houden met directe levensbehoeften, die uitstijgen boven het gebruikelijke uitgavenpatroon. In 2022 was het aandeel van het cluster ‘directe levensbehoeften’ dertig keer zo hoog als in 2021; het vormde toen 73% van de totale uitgaven aan bijzondere bijstand. Dit is volledig toe te schrijven aan het feit dat gemeenten de kosten voor de energietoeslag op dat cluster moesten boeken. 

In de jaren ervoor, tussen 2013 en 2021, namen de uitgaven op dit cluster juist af. De sterke afname in de kosten komt door de afschaffing van de langdurigheidstoeslag in 2015. De kosten hiervan werden op dit cluster geboekt. Voor de vervangende regeling, de individuele inkomenstoeslag, is een afzonderlijk cluster gekomen. Na 2015 is een geleidelijke afname in de kosten te zien. Dit kan komen door een afnemende vraag voor een vergoeding, meer niet-gebruik of strengere criteria om in aanmerking te komen. 

Voorzieningen voor wonen

De uitgaven aan het cluster voorzieningen voor wonen variëren over de tijd. In 2014 t/m 2016 en in 2021 waren ze relatief hoog (19% van alle uitgaven aan bijzondere bijstand); in de jaren ertussen lager, tussen de 9% en 15%. 

De uitgaven aan deze post zijn afhankelijk van de maatschappelijke situatie. Zo kwamen er in 2015 relatief veel asielmigranten naar Nederland. Vervolgens moesten de gemeenten de statushouders huisvesten, waarbij de inrichtingskosten in veel gevallen uit de bijzondere bijstand werden betaald. In 2021 zijn de hogere kosten het gevolg van de tijdelijke coronasteunmaatregel TONK (Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten). Die zijn door 88% van de gemeenten onder de bijzondere bijstand geboekt (CBS, 2022), waarbij de meeste van deze gemeenten, 89%, deze kosten boekt onder het cluster ‘Voorzieningen voor wonen’. 

De collectieve zorgverzekering

Tussen 2015 en 2019 zijn de uitgaven aan de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering sterk gestegen. Met de afschaffing van de Wtcg en CER zijn er uitgebreide varianten van de gemeentepolis ontstaan, gericht op inwoners met een laag inkomen en een hoge zorgvraag. Het gebruik van de gemeentelijke collectieve zorgverzekering nam in deze jaren toe, met name de meest uitgebreide aanvullende verzekering (2). Daarnaast blijkt dat de gemeentelijke bijdrage tussen 2012 en 2020 voor de basisvariant met 146% is toegenomen, met 62% voor de middenvariant en met 96% voor de meest uitgebreide gemeentelijke collectieve zorgverzekering. De korting van de verzekeraar is daarentegen afgenomen, variërend van 45% tot 52% (3). 

Rond 2019 ontstonden signalen dat de gemeentelijke zorgpolis minder aantrekkelijk werd voor inwoners. De polis werd in verhouding duur voor mensen met relatief lage zorgkosten. De gemeentepolis werd vooral nog aantrekkelijk voor minima die ook veel zorg gebruiken. Ook werd de maximale collectiviteitskorting op de basisverzekering in 2020 verlaagd van 10% naar 5% (inmiddels is deze in 2023 geheel afgeschaft). Tot slot kwamen contracten tussen gemeenten en zorgverzekeraars moeilijker tot stand, waarbij zorgverzekeraars ook geen collectieve zorgverzekering meer aanbieden. Daarmee zwakken de uitgaven af.

Financiële transacties - Beschermingsbewind 

Tussen 2016 en 2021 werd ongeveer een derde van alle uitgaven aan bijzondere bijstand besteed aan het cluster 'financiële transacties’. In 2013 was dit nog 18%. Dit wordt hoofdzakelijk verklaard door de stijging in kosten aan beschermingsbewind. 

De kosten voor beschermingsbewind zijn geen afzonderlijke clusters; de gemeenten boeken de kosten onder één van de andere clusters. Uit een jaarlijkse CBS-uitvraag onder gemeenten blijkt dat in 2021 ruim driekwart van de gemeenten de kosten voor beschermingsbewind voor onderbewindgestelden onder het cluster 'financiële transacties’ boekt ; 13% schaart de kosten onder ‘maatschappelijke zorg’ en 7% boekt ze op ‘overige kostensoorten’. 

De totale kosten voor beschermingsbewind liepen op van 86 miljoen euro in 2015 tot 187,5 miljoen euro in 2022 (niet gecorrigeerd voor inflatie). Onderstaande grafiek laat zien hoe de uitgaven aan schuldenbewind (toestandsbewind en schuldenbewind samen) zijn toegenomen, rekening houdend met de inflatie.

De gestegen kosten komen door een sterk gestegen vraag naar beschermingsbewind. Dit komt doordat beschermingsbewind nieuwe doelgroepen kreeg. Dit had te maken met de vermarkting van beschermingsbewind; het werd nauwelijks meer door gemeenten zelf uitgevoerd. Daarmee gepaard was er een economische crisis tussen 2008 en 2023 en was er sprake van een complexer wordende samenleving (op financieel gebied), waardoor meer mensen met financiële problemen te maken kregen. Steeds meer mensen met problematische schulden vroegen én kregen een bewindvoerder. Dit heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat sinds 1 januari 2014 verkwisting en/of problematische schulden als grondslag van beschermingsbewind zijn toegevoegd. Als de onderbewindgestelde de bewindvoering niet zelf kan betalen, is de bewindvoerder gehouden een beroep op de bijzondere bijstand te doen.

In 2000 waren er ongeveer 40.000 lopende bewinden. Dit aantal is verder opgelopen naar 94.000 personen onder beschermingsbewind in 2009, wat opnieuw steeg tot net iets minder dan 200.000 lopende bewinden in 2014. In 2019 lag het aantal lopende bewinden (toestandsbewind en schuldenbewind samen) op ongeveer 273.000 bewinden, waarna het is gaan stabiliseren (zie onderzoek SEO). 

Niet alleen de stijging van het aantal aanvragen heeft geresulteerd in hogere kosten aan beschermingsbewind vanuit de bijzondere bijstand. Daarnaast ligt het tarief voor een schuldenbewind ook hoger dan dat van een toestandsbewind. Net iets minder dan een kwart van alle bewinden is een schuldenbewind.

Voetnoot

  1. Zie Bijlage 1 voor een beschrijving van de clusters.
  2. CPB, 2019 en Zorgweb, 2020
  3. Zorgweb, 2020