Overslaan en naar de inhoud gaan

Werkwijzer Gespreksvoering

Laatste update: 01 juni 2019

3 Motiveren (zelfsturing vergroten)

3.3 De schaalvraag

Schaalvragen zijn in veel gesprekssituaties en in iedere stap van het motivatieproces te gebruiken om zowel de klant als de professional inzicht te geven. De schaalvraag komt uit de methodiek oplossingsgerichte gespreksvoering. Schaalvragen geven inzicht in complexe situaties en leggen belemmerende en stimulerende factoren bloot. Werken met schaalvragen gaat als volgt:

1. Stel een schaalvraag

Leg de klant een situatie voor en vraag hem om die te scoren op een schaal van 0 (het meest ongewenst of negatief) tot 10 (meest gewenst of positief). Geef daarbij altijd een tijdsindicatie (op dit moment, over vijf jaar), bijvoorbeeld:

  • U zegt dat u heel ontevreden bent over het traject dat u volgt. Hoe ontevreden bent u op dit moment? Op een schaal van 0 tot 10 is 0 dan zeer ontevreden en 10 is zeer tevreden.
  • Hoe belangrijk is werken voor u op dit moment? Op een schaal van 0 tot 10 is 0 zeer onbelangrijk en 10 is zeer belangrijk.

2. Verken de huidige situatie

Stel vragen als:

  • U geeft het traject een 5, wat maakt dat u dat cijfer geeft? (‘De leuke groep.’)
  • U geeft bijvoorbeeld werken een 5, hoe bent u van de 0 naar de 5 gekomen?’ (‘Omdat ik heb gemerkt dat ik toch wel een goede opleiding en werkervaring heb.’)

Het antwoord maakt dan duidelijk wat de klant als sterke kanten van de huidige situatie of van zichzelf ziet.

3. Verken een kleine verbetering

Bespreek nu wat de klant van een kleine verbetering zou vinden: stel dat u een 6 zou scoren. Wat doet u dan anders? Wat of wie kan u daarbij helpen? Het antwoord maakt duidelijk wat de klant als mogelijke oplossingen ziet. Bijvoorbeeld een conflict met een trajectbegeleider oplossen of een paar geschikte vacatures vinden. Je kunt vervolgens met de klant nagaan hoe hij die oplossing kan verwezenlijken. Ga daarbij zo veel mogelijk uit van het oplossingsvermogen van je klant (‘Wat zou ú kunnen doen om...’) en alleen waar nodig van hulp (‘Wat of wie kan u daarbij helpen?’).

4. Verken een kleine verslechtering (optioneel)

Bij een lage score kan het nuttig zijn om te vragen waarom de score niet nog lager is: u geeft uw situatie een 3, wat zou ervoor nodig zijn om een 2 te geven? Hiermee komen ook de sterke kanten van de klant of de situatie naar voren: ‘Ik kan altijd nog vrijwilligerswerk gaan doen’, ‘Ik leer wel hoe ik een beter cv kan maken’.