Overslaan en naar de inhoud gaan

Werkwijzer Dilemma’s bij de inkoop van inburgeringsvoorzieningen voor de Wet inburgering 2021

Laatste update:

Dilemma 1 Hoe bepaal je op welke schaal je inkoopt?

Tip 1 Koop in op verschillende schaalniveaus

Bij kleine aantallen inburgeringsplichtigen loont het om (boven)regionaal samen te werken. Dit is in het belang van de inburgeraar, de uitvoering en de bedrijfsvoering. Ook grotere gemeenten hebben profijt van (boven)regionale samenwerking. Het biedt mogelijkheden tot grotere schaalvoordelen en verdere differentiatie van het aanbod.

De handreiking gaat in op samenwerking met betrekking tot 1) uitvoering, 2) beleid, 3) inkoop en 4) inkoopproces (zie p. 11). In deze werkwijzer gaan we dieper in op de samenwerking op het gebied van inkoop en inkoopproces. In de praktijk hebben gemeenten grofweg vijf keuzes:

  • lokale inkoop: vanuit één gemeente;
  • subregionale inkoop: vanuit meerdere gemeenten die vaak al samenwerken;
  • regionale inkoop: vanuit de arbeidsmarktregio;
  • bovenregionale inkoop: arbeidsmarktregio-overstijgende inkoop;
  • geclusterde inkoop voor bijvoorbeeld een specifieke groep.

Voor elk (deel)product – financieel ontzorgen, de drie leerroutes, MAP, PVT en Maatschappelijke Begeleiding – kan een gemeente een andere keuze maken. Het is raadzaam elk (deel)product langs het beoordelingskader (figuur 2) te leggen en op basis daarvan tot een afgewogen keuze per product te komen. Omdat elke gemeente eigen samenwerkingsverbanden heeft en een eigen demografie, bestuurlijke en ambtelijke cultuur, beschikbare financiën en geografische ligging, is het lastig om enkel op basis van schaal een eenduidig keuzemodel te presenteren.

Onderstaande voorbeelden schetsen die keuzeperspectieven.

Voorbeeld

Regio West-Friesland

In de regio West-Friesland werken zeven gemeenten samen aan de implementatie van de Wet inburgering 2021. In deze regio wordt overwogen om de onderwijsroute regionaal te organiseren (arbeidsmarktregio Noord-Holland Noord) en de B1- en Z-route subregionaal. Voor hogeropgeleiden wordt voor individuele inkoop onder meer gekeken naar de clausule die de gemeente Amsterdam heeft opgenomen in de inkoopdocumenten en waarbij andere gemeenten kunnen aansluiten. De aantallen inburgeraars in combinatie met de wens om maatwerk te bieden in de leerroutes, zijn belangrijke afwegingen geweest om de inkoop te differentiëren naar verschillende schaalniveaus.

Figuur 3: Collectieve en individuele inkoop (voorbeeld West-Friesland)

Hoeveel aanbieders contracteer je?

Veel gemeenten kiezen voor het sluiten van een contract bij één opdrachtnemer voor de B1- en Z-route of voor één opdrachtnemer per route. Het idee hierachter: i) de klassen zijn sneller gevuld, ii) op- en afschalen tussen de B1-route en Z-route is makkelijker en iii) er kan goed geïnvesteerd worden in de onderlinge samenwerking. Er kleeft echter ook een nadeel aan: de afhankelijkheid van die ene opdrachtnemer. Het contracteren van twee partners kan een oplossing zijn, net als het afsluiten van een wachtkamerovereenkomst met nog een of twee partijen. Het idee hierachter is dat de tweede of derde geselecteerde aanbieder kan instappen als de eerste aanbieder niet voldoet. De wachttijd dient wel proportioneel te zijn.

Voorbeeld

Regio Zwolle

De arbeidsmarktregio Zwolle bestaat uit dertien gemeenten en telt gemiddeld 214 inburgeraars per jaar. Binnen de regio wordt de onderwijsroute regionaal ingekocht in één perceel. De leerroutes voor de B1- en Z-route worden in subregionaal verband ingekocht met per subregio één perceel. Een aantal gemeenten wil de Z-route lokaal organiseren en doet niet met de subregio mee. De mate van gezamenlijkheid verschilt dus; elke gemeente heeft een eigen keuze gemaakt op welke onderdelen van de aanbesteding ze meedoet.

De voorkeur van een aantal gemeenten voor subregionale of lokale samenwerking en inkoop voor de Z-route komt voort uit de sterke verwevenheid van taal en participatie in deze route via veelal vrijwilligerswerk, dat een stevige lokale verankering kent.

Het is wenselijk dat elke gemeente, voor zover mogelijk, een uniforme werkwijze hanteert en dat die werkwijze gezamenlijk wordt vormgegeven. Het is daarom belangrijk dat dit op regioniveau gecoördineerd wordt. Tijdens de implementatie krijgt iemand deze coördinerende rol daarom toebedeeld.

De arbeidsmarktregio Zwolle gaat een raamovereenkomst aan met één opdrachtnemer per perceel. Het volume inburgeraars is hiervoor de belangrijkste overweging (de arbeidsmarktregio telt een aantal kleine gemeenten). Hierdoor zijn er sneller vollere klassen en kan de inburgeraar sneller starten. Doordat de B1-route en de Z-route bij dezelfde opdrachtnemer belegd worden, kan uiteindelijk ook makkelijker geswitcht worden tussen de B1- en Z-route.

Hoe de duale aanpak eruitziet – dus hoe taal en participatie gecombineerd worden – wordt na de aanbesteding, tijdens de implementatie, verder uitgewerkt. Bij de invulling van de leerroutes is een rol weggelegd voor zowel de taalaanbieder als voor aanbieders van participatie-activiteiten.
*) Aan de B1-route doen negen van de dertien gemeenten in de arbeidsmarktregio mee. De argumenten om al dan niet samen te werken op inkoop van bepaalde percelen/routes hangt vaak samen met de mogelijkheden tot lokale invloed, geografische ligging, inkoopkracht en tijdsinvestering.

Figuur 4: Regionale, subregionale en lokale inkoop (voorbeeld regio Zwolle)

Veel gemeenten komen uit bij een gedifferentieerde inkoopstrategie vanwege de aantallen inburgeraars in hun gemeente. Dit betekent dat beleidsmedewerkers en inkopers gelijktijdig bij meerdere inkooptrajecten betrokken zijn. Hiervoor moet voldoende menskracht beschikbaar zijn. Een aanbieder moet op meerdere uitvragen inschrijven. Heldere, overzichtelijke procedures helpen aanbieders deze soepel te doorlopen.