Overslaan en naar de inhoud gaan

Handreiking maatwerk Participatiewet bij verblijf in en uitstroom uit instellingen

Laatste update:

1 Detentie

1.1 Knelpunten bij verblijf in of uitstroom uit detentie

Op het moment dat een volwassene gedetineerd is, bestaat er geen recht op bijstand (artikel 13 Participatiewet). Het gaat hier om zowel bijstand voor levensonderhoud als om bijzondere bijstand. De reden daarvan is dat in alle kosten – algemene en bijzondere noodzakelijke kosten – wordt voorzien door ministerie van Justitie en Veiligheid. Hierbij wordt echter geen rekening gehouden met de kosten van het aanhouden van een woning gedurende de periode van detentie. Dat betekent dat als een gedetineerde een woning wil aanhouden, dit uit eigen middelen betaald moet worden. In veel gevallen is de detentieperiode korter dan drie maanden, maar de financiële middelen van veel gedetineerden zijn vaak ontoereikend om deze periode financieel te overbruggen.

Als de gedetineerde alleenstaand of alleen wonend is en geen financiële middelen heeft om de detentieperiode te overbruggen, is het risico groot dat de gedetineerde de woning kwijtraakt indien de gedetineerde geen afspraken kan maken met de woningcorporatie of geld kan lenen. Na het uitzitten van de straf is er dan geen woonruimte om naar terug te keren. Gezien de woningnood is het niet eenvoudig om op korte termijn passende woonruimte te vinden. Dakloosheid is dan een reëel risico.

Blijft er een partner en/of eventuele kinderen achter in de woning? Dan wordt hun bijstandsnorm omgezet naar de norm voor een alleenstaande. Er bestaat geen aanspraak op de aanvulling kindgebonden budget voor alleenstaande ouders, omdat het hier niet om alleenstaande ouders gaat. De andere ouder is immers wel in beeld, alleen gedetineerd. Dit kan betekenen dat het voor de achterblijvende partner financieel niet haalbaar is om de woning aan te houden. Ook in dat geval is dakloosheid een reëel risico voor zowel de achterblijvende partner met eventuele kinderen als de gedetineerde na afloop van de detentieperiode.

Een andere situatie doet zich voor als de detentie langer duurt dan 6 maanden. Bij een lang verblijf neemt vanzelfsprekend het risico toe dat de gedetineerde de woning niet kan behouden doordat dit financieel niet haalbaar is. Bovendien moet op dat moment iemand overgeschreven worden van het woonadres naar het adres van de justitiële inrichting. In veel gevallen zal de penitentiaire inrichting in een andere gemeente gevestigd zijn dan de woongemeente waar betrokkene vandaan komt. Een eventuele aanvraag om algemene of bijzondere bijstand zal dan gedaan moeten worden in de gemeente waar iemand op dat moment het hoofdverblijf heeft, dat wil zeggen waar de penitentiaire inrichting is gevestigd.

Tot slot komt het ook voor dat mensen al geen woning hebben op het moment dat ze gedetineerd worden. Zij hebben geen woning om naar terug te keren.