Overslaan en naar de inhoud gaan

Handreiking maatwerk Participatiewet bij verblijf in en uitstroom uit instellingen

Laatste update:

1 Detentie

1.2 Wanneer is sprake van detentie?

Onder detentie wordt verstaan: (1)

  • gevangenisstraf
  • voorlopige hechtenis (2)
  • TBS met dwangverpleging
  • gijzeling als gevolg van het niet nakomen van een wettelijke verplichting
  • detentie in het buitenland
  • maatregel inrichting stelselmatige daders (ISD)

De wijziging van de bijstand gaat in met ingang van de dag waarop de vrijheid wordt ontnomen of de dag waarop de persoon zich aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf onttrekt (en dus voortvluchtig is). Op de dag dat betrokkene vrij komt, bestaat weer recht op bijstand.

Ook als iemand zich onttrekt aan een vrijheidsstraf (en dus voortvluchtig is) bestaat geen recht op bijstand.

Uitzonderingen

Er is een aantal uitzonderingen op deze hoofdregel. Die zijn vastgelegd in het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid. Daarin staat dat deze uitsluitingsgrond niet geldt voor mensen die:

a. deelnemen aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet;
Dit wil zeggen dat betrokkene de laatste fase van detentie buiten de penitentiaire inrichting doorbrengt voor een penitentiair programma (PP) van 6 weken tot 12 maanden. Dit programma is gericht op het aanleren van bepaalde sociale vaardigheden, het vergroten van de kans op werk, onderwijs of bijzondere zorg zoals verslavingszorg of geestelijke gezondheidszorg. Is het programma gericht op het bereiken c.q. herstel van de zelfstandige voorziening in het bestaan, dan is daarmee in belangrijke mate aan de voorwaarden voor een uitkering voldaan. Een uitkering is in dat geval mogelijk. Betrokkenen moeten dan wel aantonen dat zij deelnemen aan een PP.

b. proefverlof genieten als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden;

c. deelnemen aan een scholings- en trainingsprogramma als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;
Jongeren die een scholings- en trainingsprogramma van Justitie volgen (STP), hebben vanaf hun 18e levensjaar recht op bijstand. Het programma begint voor het 18e levensjaar, maar kan nog doorlopen tot in het 18e levensjaar.

d. proefverlof genieten als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;

e. deelnemen aan het extramurale gedeelte van een programma in het kader van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, bedoeld in artikel 38m, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
Het gaat hier om zogenaamde veelplegers. Deze kunnen in het kader van resocialisatie het laatste gedeelte van hun straf buiten de inrichting uitzitten. Zij zijn dan wel verplicht een traject te volgen dat gericht is op bijvoorbeeld arbeid, scholing of sociale omgang. Tijdens deze fase kan betrokkene aan dezelfde arbeidsverplichtingen voldoen als andere uitkeringsgerechtigden. Er is recht op bijstand als de gedetineerde meewerkt aan resocialisatie en deel kan nemen aan activiteiten buiten de inrichting. Verblijft iemand altijd in de inrichting, dan is er geen recht op bijstand.

f. in verband met noodzakelijke sociale verzorging en hulpverlening op grond van artikel 43, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet zijn overgebracht naar een daartoe bestemde plaats.
In deze gevallen gaat het vooral om plaatsing bij particuliere inrichtingen. Tijdens deze plaatsing kan betrokkene aan alle voorwaarden voldoen voor het recht op een uitkering die ook aan niet-gedetineerden worden gesteld. Betrokkene kan voldoen aan de arbeidsverplichting, zich beschikbaar stellen voor arbeid en meewerken aan een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling. Bij deze plaatsing wordt de begeleiding verzorgd door de inrichting waar betrokkene is geplaatst. Er is in dat geval wel recht op een uitkering.

Taakstraf of boete

Naast detentie kan ook een taakstraf of boete worden opgelegd. Er bestaat dan recht op bijstand. De werkstraf kan tijdens vrije uren, maar ook tijdens werktijd worden uitgevoerd. Door de reclassering wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde. Als regel voor uitkeringsgerechtigden hanteert de reclassering dat de taakstaf niet meer dan 20 uur per week mag zijn (maar meestal 10 uur per week) zodat de burger beschikbaar blijft voor de arbeidsmarkt.

Het is belangrijk om goed af te stemmen met de reclassering, zodat de re-integratie en de uitvoering van de taakstraf elkaar niet frustreren. Kiest de betrokkene ervoor om zes weken voltijds te werken, dan is de betrokkene niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt en dat is maatregelwaardig gedrag. Er bestaat dan wel recht op bijstand, maar betrokkene voldoet niet aan de re-integratieverplichtingen. Verricht de betrokkene de taakstraf niet naar behoren, dan kan de vrijheidsstraf alsnog ten uitvoer worden gelegd. Op dat moment is er geen recht meer op een uitkering. Regelmatige afstemming met de reclassering voorkomt dat de uitkering ten onrechte wordt verstrekt en dat deze teruggevorderd moet worden.

Kristina heeft een taakstraf gekregen. De consulent die haar contactpersoon is voor de Participatiewetuitkering maakt afspraken met haar over de taakstraf. Kristina wil het liefst zo snel mogelijk van haar taakstraf af en gewoon 40 uur in de week haar taakstraf uitvoeren. De consulent gaat hier niet mee akkoord. Samen komen ze uit op 24 uur per week. Dan heeft Kristina nog 2 dagen in de week om naar (betaald) werk te zoeken voor na de taakstraf.

Voetnoten

  1. Ook uitleveringsdetentie en vreemdelingenbewaring zijn vormen van detentie. Aangezien deze handreiking ziet op bestaanszekerheid en niet op het uitleveren dan wel niet laten toetreden tot de samenleving zijn deze 2 vormen hier verder niet besproken.
  2. Ook als achteraf is gebleken dat de voorlopige hechtenis onterecht was, is geen recht op bijstand over die periode. Zie ECLI:NL:CRVB:2010:BK9126.