Overslaan en naar de inhoud gaan

Handreiking maatwerk Participatiewet bij verblijf in en uitstroom uit instellingen

Laatste update:

2 Ggz-instelling of jeugdzorginstelling

2.1 Knelpunten bij verblijf in een ggz-instelling of instelling voor jeugdhulp

Er zijn verschillende situaties mogelijk die elk verschillende gevolgen hebben voor de bijstandsuitkering. In alle situaties is sprake van verlaging van inkomen waardoor financiële problemen kunnen ontstaan. In veel gevallen zijn er namelijk geen reserves voor de noodzakelijke levensbehoeften.

Kort verblijf

Als iemand tijdelijk in een ggz-instelling verblijft, verandert niets aan het recht op bijstand, wel aan de hoogte (art. 23 Participatiewet):

  • Een alleenstaande die zelfstandig woont, ontvangt bijvoorbeeld € 1.075 per maand, bij verblijf in een instelling is dit slechts € 340 per maand.(1) Dit verschil in norm heeft te maken met de veronderstelde noodzakelijke kosten voor levensonderhoud. Verblijf en eten zijn al betaald. Als sprake is van tijdelijk verblijf en iemand de eigen woonruimte aanhoudt, kan dit tot financiële problemen leiden. Het komt ook voor dat een instelling huur vraagt.
     
  • Blijft een partner achter, dan wordt de norm voor de beide partners samen: de norm verblijf in instelling (€ 340) + de norm alleenstaande (€ 1.078).

Langdurig verblijf

Als iemand langdurig verblijft in een ggz-instelling (2) , wijzigt het hoofdverblijf en ontstaat recht op bijstand in de nieuwe woongemeente.

  • De term langdurig is nergens wettelijk vastgelegd. In veel gevallen maken gemeenten waar een (grote) instelling gevestigd is, afspraken met omliggende gemeenten over de vraag wanneer zij de uitkering en voorzieningen overnemen van de vertrekgemeente. Is bij aanvang duidelijk dat iemand voor lange tijd naar een instelling gaat en geeft iemand de eigen woning op, dan is de nieuwe woongemeente direct vanaf aanvang aan zet. In dit geval geldt de lagere norm van € 340 per maand.
     
  • Als betrokkene een partner heeft, is het van belang om na te gaan of sprake is van duurzaam gescheiden leven. Met duurzaam gescheiden leven wordt gedoeld op de feitelijke situatie dat beide echtgenoten een eigen huishouding voeren op verschillende adressen, alsof ze niet met elkaar gehuwd zijn. Het is dus anders dan een LAT-relatie, waarbij wel sprake is van 2 adressen, maar ook duidelijk sprake is van een relatie.

    Is er sprake van duurzaam gescheiden leven, dan worden zij gelijk gesteld aan mensen die niet gehuwd zijn. Dat betekent dat het recht op en de hoogte van de bijstand voor één of beide partners afzonderlijk wordt vastgesteld en uitbetaald, alsof zij allebei alleenstaand zijn. Ook de vermogensgrens moet in dat geval worden aangepast en het aanwezige vermogen moet aan de partner worden toegerekend die over het vermogen kan beschikken.

Jongeren

  • Jongeren van 18, 19 of 20 jaar hebben geen recht op bijstand voor levensonderhoud als ze in een instelling verblijven. De ouders zijn financieel verantwoordelijk tot ze de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt. Het kan echter zijn dat de ouders niet kunnen bijdragen, of dat de verhoudingen tussen jongere en ouders ernstig verstoord zijn, waardoor dit tot financiele problemen leidt voor de jongere.
     
  • In geval van pleegouders ligt die verantwoordelijkheid bij de pleegouders tot de jongeren 21 jaar zijn als sprake is van verlengde pleegzorg. (3)

Voetnoten

  1. Deze bedragen worden elk jaar op 1 januari en op 1 juli geïndexeerd. 
  2. Tot 1 januari 2022 bestond geen recht op algemene bijstand bij gedwongen opname in een ggz-instelling. Dit wordt per 01.01.2022 gewijzigd waardoor er geen verschil meer is tussen vrijwillige en gedwongen opname.
  3. Sinds 1 juli 2018 is verlengde pleegzorg standaard, waardoor pleegzorg in principe altijd doorloopt tot 21 jaar in plaats van tot 18 jaar.