Overslaan en naar de inhoud gaan

Wet inburgering in vraag en antwoord

Laatste update: 01 april 2025

1 Algemeen

Doelgroep

1. De ingangsdatum voor de Wet inburgering 2021 is 1 januari 2022. Welke groep valt daar precies binnen? Zijn dat de personen die vanaf die datum zijn gekoppeld aan een gemeente of de personen die op die datum een huis krijgen in de gemeente?

De Wet inburgering 2021 is van toepassing op degenen die op of na 1 januari 2022 inburgeringsplichtig zijn geworden. De inburgeringsplicht start op de datum waarop het verblijfsrecht door de IND bekend is gemaakt.

NB De start inburgeringsplicht en de start van de inburgeringstermijn zijn twee verschillende zaken. De inburgeringstermijn start op de dag na dagtekening (datum vaststelling) van het PIP.

Zie Artikel 11. Duur en aanvang van de termijn

  • De inburgeringsplichtige voldoet binnen drie jaar aan de inburgeringsplicht.
  • De termijn vangt aan op de dag na dagtekening van het PIP.

Daarbij is van belang dat de dagtekening van het eerste PIP leidend is voor de start van de inburgeringstermijn. Het is mogelijk dat onderdelen van het PIP, bijvoorbeeld de onderdelen die zien op de Participatiewet, op een later moment worden vastgesteld en/of dat het PIP op een later moment wordt gewijzigd. Deze eventuele aanvullingen en wijzigingen van het PIP hebben allemaal geen invloed op de start van de inburgeringstermijn. Dit geldt ook wanneer de inburgeringsplichtige in bezwaar en/of beroep gaat en het PIP om die reden opnieuw wordt vastgesteld.

(update 21 juni 2022)

2. Is er in het stelsel vanaf 2022 aandacht voor gezinsmigranten?

Ja. Ondanks hun andere startpositie, vindt de regering het wel belangrijk dat gezinsmigranten gedurende hun inburgeringstraject (meer) steun en begeleiding krijgen dan voorheen het geval was. Om die reden moeten gemeenten ook deze groepen inburgeringsplichtigen gaan begeleiden tijdens hun inburgeringstraject. Net zoals asielstatushouders krijgen gezinsmigranten en overige migranten (verplicht) een brede intake en zal er voor hen een PIP worden opgesteld waarin wordt vastgelegd welke leerroute zij dienen te volgen om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Ook zijn de gezinsmigranten verplicht om deel te nemen aan de MAP (Module Arbeidsmarkt en Participatie) en blijft ook het PVT (Participatieverklaringstraject) verplicht. Evenals in het stelsel dat gold tot 2022, dienen zij het inburgeringsonderwijs voor taal en KNM zelf te betalen waarbij het mogelijk is om op basis van een inkomenstoets gebruik te maken van een lening bij DUO. Gemeenten worden bekostigd om voor deze groepen de intake, het PIP, voortgangsgesprekken, MAP en PVT aan te bieden.

Zie ook het overzicht met hulpmiddelen over het thema gezinsmigranten (Divosa)

(update 21 juni 2023)

3. Hoe kan de gemeente de inspanningen van de gezinsmigrant volgen/handhaven of begeleiden?

Net als asielstatushouders zijn gezinsmigranten en overige migranten verplicht om bij de gemeente te verschijnen voor een brede intake (inclusief afname van een leerbaarheidstoets). Wanneer zij hier niet verschijnen, kan de gemeente hiervoor een boete opleggen. Ook moeten zij deelnemen aan de MAP en is het PVT een onderdeel van hun inburgeringsplicht. De MAP en het PVT worden door de gemeente aangeboden en de invulling van beide trajecten zal ook in het PIP worden vastgelegd.

De gezinsmigrant heeft geen vrijblijvende keuze voor een leerroute of de mogelijkheid om te shoppen tussen routes. Indien er uit de leerbaarheidstoets volgt dat B1-niveau binnen drie jaar haalbaar is, kan niet de Z-route gevolgd worden. Gemeenten worden vervolgens gestimuleerd de gezinsmigranten te adviseren over passende inburgeringscursussen en andere aspecten om een goede start in Nederland te krijgen. Dat is een manier om invloed uit proberen te oefenen op de inburgeringsresultaten.

Er kan niet gehandhaafd worden op de inzet voor de taalcursus bij gezinsmigranten. Gezinsmigranten betalen hun taalcursus immers zelf. Gemeenten kunnen zoals gezegd, enkel adviseren over de invulling van de leerroute. Een gemeenten voert vervolgens met de gezinsmigrant voortgangsgesprekken. Wanneer een gezinsmigrant niet verschijnt bij een voortgangsgesprek, kan een gemeente op dit niet-verschijnen wel handhaven. Via het voortgangsgesprek kan de gemeente de gezinsmigrant motiveren als hij zich niet inzet voor zijn taaltraject. En bij deze voortgangsgesprekken kan de gemeenten aangeven dat er een boete van DUO boven het hoofd hangt als de gezinsmigrant niet tijdig aan de inburgeringsplicht (leerroute, MAP en PVT) voldoet.

(update 10 maart 2022)

4. Kan iemand met een beperking/handicap een leerbaarheidstoets maken?

Voor sommige inburgeringsplichtigen met een auditieve- of visuele beperking is het niet mogelijk de leerbaarheidstoets te maken. In deze gevallen hoeft de toets niet afgenomen te worden. Hiervoor is het noodzakelijk dat een medisch specialist vaststelt dat iemand op basis van de richtlijnen van het FENAC (Nederlandse Federatie van Audiologische Centra) een auditieve beperking heeft, of door een medisch specialist is vastgesteld dat op basis van de richtlijnen van het NOG (Nederlands Oogheelkundig Gezelschap) een inburgeringsplichtige een visuele beperking heeft. Hiermee vervalt de verplichte leerbaarheidstoets.

Bekijk ook de Infographics Ontheffing inburgeringsverplichtingen bij ziekte of beperking (Divosa, februari 2024)

(update 28 maart 2024)

5. Hoe zit het met mensen die binnen hun inburgeringstermijn AOW-gerechtigd worden? Vervalt vanaf dat moment hun inburgeringsplicht of niet?

Een inburgeringsplichtige die de AOW-leeftijd bereikt binnen de inburgeringstermijn, is vanaf dat moment niet meer inburgeringsplichtig.

Omdat deze inburgeringsplichtigen na het bereiken van deze leeftijd waarschijnlijk nog geruime tijd in Nederland wonen, kan het leren van de taal en het opdoen van kennis van de Nederlandse samenleving ook voor hen relevant zijn. Deze personen kunnen dus baat hebben bij een inburgeringstraject gedurende de periode dat zij inburgeringsplichtig zijn.

Wanneer iemand binnen de inburgeringstermijn de AOW-leeftijd bereikt, legt DUO de inburgeringsplicht op en wordt de gemeente hierover geïnformeerd. Gemeenten kunnen deze inburgeringsplichtigen zoals gebruikelijk oproepen voor een brede intake om te kijken wat er mogelijk is qua inburgering en bijbehorende begeleiding tot het moment dat de inburgeringsplichtige de AOW-leeftijd bereikt. Afhankelijk van de duur van deze termijn en de individuele behoeften van de inburgeringsplichtige wordt er een PIP opgesteld. Uitgangspunt daarbij is dat de inburgeringsplichtige gedurende die termijn wel zoveel mogelijk gebruik kan maken van de rechten die samenhangen met de inburgeringsplicht, dus: maatschappelijke begeleiding en een inburgeringsaanbod (als het een asielstatushouder betreft), ontzorging (bijstandsgerechtigde asielstatushouder), aanbod MAP en PVT.

Indien betrokkene op het moment dat hij/zij inburgeringsplichtig wordt 6 maanden of minder verwijderd is van de AOW-leeftijd, dan wordt betrokkene nog wel uitgenodigd voor een brede intake, maar wordt op basis van de omstandigheden van het geval (inclusief de wensen van de inburgeringsplichtige zelf) en de precieze tijd die nog rest bezien wat wenselijk/mogelijk is qua PIP en overige onderdelen van de inburgering. Het bieden van maatschappelijke begeleiding en ontzorgen liggen daarbij wel voor de hand, omdat deze onderdelen met name in de eerste periode plaatsvinden.

(vraag toegevoegd 16 november 2021)

6. Hoe kan het dat inburgeringsplichtigen die als gezinshereniger of gezinsvormer een verblijfsstatus krijgen, als doelgroep in de inburgeringsketen ‘asielstatushouder’ hebben?

Inburgeringsplichtigen met een verblijfsdoel ‘gezinshereniging’ of ‘gezinsvorming’ en een referent die asielstatushouder is, worden in de inburgeringsketen zelf ook beschouwd als asielstatushouder.

(vraag toegevoegd 10 maart 2022)

7. Wat is de startdatum van de inburgeringsplicht bij een nareizende gezinsvormer/asielstatushouder? Een nareizende asielstatushouder kan nog in het buitenland verblijven op het moment dat hij de kennisgeving ontvangt en verblijft bij aankomst niet bij het COA.

Voor personen met een verblijfsvergunning regulier (gezins- en overige migranten) wordt de datum van het ophalen van het verblijfsdocument gebruikt als ‘datum bekendmaking verblijfsrecht’ en daarmee als het moment van het verkrijgen van het verblijfsrecht. Dit volgt uit artikel 3.104 van het Vreemdelingenbesluit waarin specifiek is geregeld dat de beschikking in deze gevallen bekend wordt gemaakt door uitreiking of verzending van het verblijfsdocument. Bij nareizigers hangt het er vanaf of een betrokkene een verblijfsvergunning asiel heeft verkregen of een verblijfsvergunning regulier (beiden is namelijk mogelijk). Vanuit SZW is er een samenvatting gemaakt over de regels rond het vaststellen van de inburgeringsplicht in het kader van het overgangsrecht. Hierin is verder toegelicht welke artikelen in de wet beschrijven wanneer het ophalen van de verblijfsvergunning bij IND bepalend is voor het ingaan van de inburgeringsplicht.

Een nadere toelichting op het overgangsrecht en alle uitzonderingen is te vinden in de notitie Overgangsrecht Wi2013 - Wi2021 (hoofdregel en uitzonderingen) (SZW, mei 2022 | pdf 125 kB)

(vraag toegevoegd 22 augustus 2022)

Contactpersoon