Overslaan en naar de inhoud gaan

Wet inburgering in vraag en antwoord

Laatste update: 01 april 2025

2 Financiën

Financiën algemeen

1. Welke middelen kunnen worden onderscheiden? 

Gemeenten ontvangen voor de inburgeringsopgave financiering via het gemeentefonds voor uitvoeringskosten en een specifieke uitkering (SPUK) voor inburgeringsvoorzieningen.

Uitvoeringskosten

Ter dekking van de uitvoeringskosten ontvangen gemeenten vanaf 2023 structureel middelen via de Algemene Uitkering uit het gemeentefonds. Onder uitvoeringskosten vallen kosten voor: brede intake, PIP en voortgang, ontzorgen en overige uitvoeringskosten (zoals inkoop en Beleidsondersteuning).

SPUK Wi2021 (Inburgeringsvoorzieningen)

Gemeenten ontvangen ter bekostiging van inburgeringsvoorzieningen onder de Wet inburgering 2021 een SPUK. Onder kosten voor inburgeringsvoorzieningen vallen de kosten voor de leerroutes, de module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP), maatschappelijke begeleiding, het participatieverklaringstraject (PVT) en de inzet van tolken. 
Het bedrag dat een gemeente per (verwachte) asielstatushouder of gezins- en overige migrant ontvangt wordt jaarlijks gepubliceerd via de Regeling inburgering 2021.

Aanvullend budget onderwijsroute 2026 tot en met 2029

Voor de jaren 2026 tot en met 2029 is aanvullend budget beschikbaar gesteld om de onderwijsroute in te kopen. Dit budget wordt aan gemeenten verstrekt via de SPUK Wi2021. Met deze uitkering wordt een trajectprijs van tenminste € 17.000 voor de onderwijsroute gewaarborgd.

De omvang van deze uitkering wordt vastgesteld op basis van het aantal statushouders in de gemeente bij wie de onderwijsroute als leerroute is vastgesteld. Gemeenten ontvangen éénmalig een uitkering voor deze personen in het jaar van huisvesting. Het aanvullende bedrag dat een gemeente ontvangt wordt jaarlijks gepubliceerd via de Regeling inburgering 2021.

SPUK Onderwijsroute (tot 2025)

Ook in de jaren tot en met 2025 is aanvullend budget beschikbaar gesteld aan gemeenten om de onderwijsroute in te kopen. Deze middelen zijn aan gemeenten verstrekt via een aparte SPUK gebaseerd op de Regeling specifieke uitkering onderwijsroute.

Bekijk Regeling inburgering 2021 >

(update 1 april 2025)

2. Waar zijn de middelen voor inburgering op gebaseerd?

AEF heeft een rapport opgeleverd over de opbouw van de structurele inburgeringskosten voor gemeenten. SZW volgt het AEF-rapport uit augustus 2019 op bijna alle onderdelen. Op enkele punten wordt van het AEF-rapport afgeweken, dit is ook te lezen in de Kamerbrief over de bestuurlijke afspraken VOI van eind april 2020. Het gaat om de volgende drie onderdelen:

  1. Er wordt een ander tolkentarief gebruikt dan door AEF.
  2. Gezinsmigranten zullen niet altijd een tolk nodig hebben. Voor een deel kunnen referenten steun bieden, daarnaast komen zij al met A1-niveau naar Nederland.
  3. Er wordt rekening gehouden met de positie van gezinsmigranten. Omdat zij zelf verantwoordelijk zijn voor hun taalles en voortgang van het traject wordt er rekening gehouden met minder voortgangsgesprekken.

Let op: bij de berekening van de middelen wordt gebruik gemaakt van een raming van de verwachte aantallen en prijzen. Die prijzen (zoals de gemiddelde prijs voor een leerroute van € 10.000) zijn met nadruk niet normstellend bedoeld t.b.v. de inkoop van diensten. Gemeenten bepalen zelf de hoogte van vergoedingen.

3. Is de verdeling van de middelen niet ongunstig voor kleine of plattelandsgemeenten?

Bij het AEF-onderzoek naar de benodigde uitvoerings- en invoeringsmiddelen is bij bepaalde processen onderscheid gemaakt naar gemeentegrootte. De beperkte kostenverschillen die hieruit naar voren komen zijn onvoldoende om hier in de verdeling rekening mee te houden, mede gegeven de grote onzekerheden die gepaard gaan bij het schatten van kosten van een nieuw stelsel. Een mogelijk kostennadeel van specifiek plattelandsgemeenten wordt in de rapportage niet benoemd. Er kunnen tal van redenen zijn waarom bepaalde categorieën gemeenten (denk aan krimp/groei, stedelijkheid, hoge criminaliteit) hogere of lagere kosten kunnen hebben. Het is nu bij de start van het nieuwe stelsel haast onmogelijk om daar een betrouwbaar beeld van te krijgen. Om die reden zal na drie jaar het functioneren van het nieuwe stelsel worden geëvalueerd. De financiën, en dus ook de verdeling van de middelen, zal daar onderdeel van uitmaken.

(update 17 juni 2021)

4. Welke bestedingsvoorwaarden zijn gekoppeld aan het inburgeringsbudget?

De middelen voor uitvoeringskosten worden zonder bestedingsvoorwaarden verstrekt via het gemeentefonds. Aan de specifieke uitkeringen die gemeenten ontvangen voor inburgeringsvoorzieningen en de onderwijsroute is wel een bestedingsdoel gebonden.
Een kenmerk van een specifieke uitkering is de vereiste dat dit enkel aan een door het Rijk gesteld doel besteed mag worden en waarover decentrale overheiden, in dit geval gemeenten, verantwoording moeten afleggen. Hieronder worden deze per SPUK toegelicht.

1. SPUK Inburgeringsvoorzieningen
Bestedingsdoel

De SPUK voor inburgeringsvoorzieningen mag enkel worden besteed aan voorzieningen die bijdragen aan het voldoen aan de inburgeringsplicht. Het gaat daarbij in ieder geval om de kosten voor de invulling van de leerroutes, maatschappelijke begeleiding, het PVT, de MAP, inzet van tolken en andere voorzieningen die aan dit doel bijdragen. 
Het is aan gemeenten zelf om te beoordelen of een voorziening binnen de kaders van de SPUK inburgeringsvoorzieningen valt, zoals gesteld in de Wet inburgering 2021 en de bijbehorende lagere regelgevingen (het Besluit Wet inburgering 2021 en Ministeriële regeling Wet inburgering 2021).
Deze kaders laten enige ruimte toe aan gemeenten in de keuze en beoordeling of een voorziening voldoet aan de bestedingseis. Deze ruimte past bij de rol die gemeenten hebben in het nieuwe stelsel. 

Verantwoording via SiSa 

De verantwoording over besteding van een SPUK verloopt via de SiSa-systematiek. SiSa staat voor Single information, Single audit, ofwel eenmalige informatieverstrekking, eenmalige accountantscontrole. Dit betreft een jaarlijkse verantwoording welke als bijlage dient bij de jaarstukken die gemeenten maken. De verantwoordingsinformatie betreft een overzicht van de totale baten en lasten over een uitvoeringsjaar. 
Elk gemeente is zelf verantwoordelijk voor de verantwoording over een SPUK dat zij ontvangt van het Rijk. Een gemeente dient op uiterlijk 15 juli na het uitvoeringsjaar te hebben voldaan aan haar verantwoordingsplicht voor de SPUK inburgeringsvoorzieningen.

2. SPUK Onderwijsroute
Bestedingsdoel

De kaders die zijn gesteld aan de besteding van de éénmalige SPUK voor de onderwijsroute staan opgenomen in de Regeling inburgering 2021. De incidentele middelen mogen besteed worden aan de onderwijsroute én voor voorzieningen die voor de doelgroep van de onderwijsroute benodigd zijn ter overbrugging van de periode totdat het aanbod van de onderwijsroute is gerealiseerd en daarbij worden aangeboden vanwege de vertraging die als gevolg van het ontbreken van aanbod van de onderwijsroute is ontstaan. Het gaat hierbij om voorzieningen die gemeenten voor de inburgeringsplichtige - met een PIP voor de onderwijsroute - treft omdat er nog geen sprake is van een aanbod op de onderwijsroute, zoals extra taallessen, het mogelijk maken van het afronden van een opleiding en andere voorzieningen in dit kader.

Verantwoording via SiSa 

Ook de vertantwoording over besteding van de SPUK Onderwijsroute verloopt via de SiSa-systematiek en dient een gemeente op uiterlijk 15 juli na uitvoeringsjaar te hebben voldaan aan haar verantwoordingsplicht.

(update 16 mei 2023)

5. Hoe werkt de prestatiebekostiging?

De prestatiebekostiging geldt vanaf 2026. Dit houdt in dat 10 procent van het budget voor de gemiddelde trajectprijs voor leerroutes wordt verdeeld onder gemeenten op basis van het aantal afgeronde inburgeringstrajecten. Het gaat hierbij om het aantal afgeronde trajecten in het jaar t-2, dus in 2027 gaat dit om de trajecten in 2025.
Voor de verdeling van het budget in 2026 zullen éénmalig ook het aantal afgeronde trajecten in de voorafgaande jaren meewegen in de verdeling. Hiermee wordt voorkomen dat resultaten in de beginjaren (2022 en 2023) niet zouden meetellen.

Rekenvoorbeeld:
  • Tarief per statushouder 2025: € 15.000
  • Waarvan deel dat ziet op de leerroute: € 11.000
  • 10% van gemiddelde leerroute: € 1.100
  • Tarief per statushouder 2026 na prestatiebekostiging: € 13.900
  • Q1 (aantal inburgeraars) = 100
  • Q2 (aantal voltooid) = 20
Uitkering gemeente X:
  • voor prestatiebekostiging = 100 (q1) * € 15.000 = € 1.500.000
  • na prestatiebekostiging = 100 (q1) * € 13.900 + 20 (q2) * € 1.100 = € 1.412.000

(update 1 april 2025)

6. Bewegen de uitvoeringskosten (Gemeentefonds) mee met de instroom?

De omvang van het budget voor de minder volume afhankelijke uitvoeringskosten beweegt niet mee met het aantal inburgeraars, maar wordt bijgesteld op basis van de normeringssystematiek van het Gemeentefonds. Zie 3.1 Artikel 1. Gemeentefonds.

Het budget voor de sterk volume afhankelijke SPUK Wi2021 beweegt daarentegen wel mee met het aantal inburgeraars. 

(update 1 april 2025)

7. Wat gebeurt er bij een plotselinge verhoging van de asielinstroom? Moeten gemeenten dan voorfinancieren?

Uitgangspunt is en blijft dat gemeenten passende financiering ontvangen voor de uitvoering van de Wet inburgering 2021. Bij een plotselinge instroom die zo groot is dat niet redelijkerwijs verwacht mag worden dat gemeenten deze voorfinancieren, kan SZW na overleg met de VNG overgaan tot het verlenen van extra voorfinanciering. 

(update 16 mei 2023)

8. Hoe zit het met de kosten voor informatievoorziening?

Het ministerie van SZW heeft eenmalig € 6,5 miljoen (incl. btw) beschikbaar gesteld voor de implementatie van de informatievoorziening plateau 1, de eerste stap voor inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021. De middelen zijn toen verdeeld op basis van de grootte van de gemeente (G4/groot/middelgroot/klein) en zijn uitgekeerd in de decembercirculaire 2021
Voor de technische implementatie van Plateau 2 (automatisch berichtenverkeer) wordt in 2025 of 2026 een eenmalige bijdrage verstrekt via het gemeentefonds; via VNG wordt daarover gecommuniceerd.

(update 1 april 2025)

9. Hoe is de financiering van de Ondertussengroep vormgegeven en verdeeld? Zijn gemeenten vrij om dit naar eigen inzicht aan ELIP te besteden?

De middelen voor de begeleiding van de Ondertussengroep (€ 25,5 miljoen, zoals in 2020 is toegekend en € 21 miljoen is hiervoor in april 2021 extra beschikbaar voor gesteld) wordt aan gemeenten uitgekeerd via de algemene uitkering en een decentralisatie-uitkering (ELIP-middelen) over de jaren 2021 t/m 2026. 
De verdeling van de middelen is bekendgemaakt in de meicirculaire 2021. Aan deze middelen zijn geen bestedingseisen verbonden, dus gemeenten zijn vrij om dit naar eigen inzicht te besteden. De verdeling van de ELIP-middelen is bekendgemaakt in de decembercirculaire 2021 (informatie over ELIP en de verdeling is te vinden op p. 21 en 71 t/m 74).

Tegen de verwachtingen in is de ELIP-groep in de jaren 2023 en 2024 gestegen. Om gemeenten in staat te stellen om de toegenomen doelgroep te ondersteunen heeft de minister van SZW, aanvullend op de eerder toegekende middelen, in twee tranches extra middelen toegekend aan gemeenten. Het gaat hierbij om aanvullend € 1,1 mln. welke is uitgekeerd met de decembercirculaire 2023, en in totaal € 3,3 mln. over de jaren 2024, 2025 en 2026.

(update 1 april 2025)

10. Wordt het kasritme van de SPUK Inburgering aangepast?

 Uit de SiSa-verantwoordingsinformatie van gemeenten blijkt dat veel gemeenten de SPUK Inburgeringvoorzieningen onvoldoende besteden in de daarvoor gestelde termijn. Een veel gestelde oorzaak van gemeenten voor de onderbesteding is dat het kasritme van de SPUK (61% jaar t, 31% jaar t +1 en 8% in jaar t +2) niet aansluit bij de kosten van gemeenten per jaar. Om dit op te lossen is in overeenstemming met de VNG besloten om het kasritme per cohort 2026 aan te passen naar een meer evenredige verdeling van de uitkering over de jaren, namelijk: 40% in jaar t, 30% in jaar t +1 en 30% in jaar t +2. Dit betekent dat gemeenten in 2026 en 2027 minder budget ontvangen per inburgeraar en in 2028 meer, per saldo valt dit dus over drie jaar bezien budgetneutraal uit.

(vraag toegevoegd 1 april 2025)

 

Contactpersoon