Overslaan en naar de inhoud gaan

Pilotprogramma Veranderopgave Inburgering (VOI)

Laatste update:

3.3 Syntheserapport

Het pilotprogramma VOI is afgesloten met een overkoepelende studie: het syntheseonderzoek.

Onderzoeksbureau: De Beleidsonderzoekers

Syntheseonderzoek

Ter voorbereiding op de nieuwe Wet inburgering, die op 1 januari 2022 in werking treedt, hebben gemeenten geëxperimenteerd met elementen van de nieuwe wet. Op verzoek van het ministerie van SZW hebben De Beleidsonderzoekers een synthesestudie uitgevoerd, waarin de resultaten van de VOI-pilots en andere experimenten zijn samengevoegd. Daarmee biedt dit onderzoek het ministerie van SZW en gemeenten handvatten voor het implementeren van de nieuwe Wet inburgering. Het rapport bevat een infographic met rode draden uit de pilots en experimenten.

Vijf rode draden voor een geslaagde inburgering

De onderzoekers hebben gezocht naar overkoepelende factoren die kunnen bijdragen aan een succesvol inburgeringstraject. Uit deze studie zijn in ieder geval de volgende vijf rode draden voor een geslaagde inburgering naar voren gekomen.

1. Combinatie van theorie en praktijk

De combinatie van theoretisch leren en leren in en over de praktijk draagt bij aan verbetering van de taalbeheersing en zelfredzaamheid. Veel inburgeraars hebben behoefte aan praktische vaardigheden om bijvoorbeeld meer zelfvertrouwen te krijgen in het spreken van Nederlands in het dagelijks leven.

In veel pilots vormen maatschappelijke thema’s de rode draad door het programma. De positieve combinatie van leren in de klas en leren door te doen komt het beste tot zijn recht als de verschillende onderdelen naadloos op elkaar aansluiten. Dat vereist goede afstemming tussen uitvoerders.

2. Duale trajecten

Het combineren van (praktijkgerichte) taallessen met stage, werk of andere vormen van participeren draagt bij aan het verbeteren van de taalbeheersing en het ontwikkelen van werknemersvaardigheden. Het organiseren van duale trajecten vergt samenwerking met publieke en/of private partijen om de benodigde werkplekken te realiseren. Dat was een grote uitdaging tijdens de pilots, net als het vinden van taalrijke werkplekken.

Een andere uitdaging was het leggen van de logistieke puzzel om taallessen en het (werk)rooster goed te combineren. Als deze en andere uitdagingen worden overwonnen, zien de betrokkenen positieve effecten van duale trajecten.

3. Begeleiding

De begeleidingsbehoefte van inburgeraars is groot, omdat zij op meerdere leefgebieden tegen problemen aanlopen. Intensieve, persoonlijke begeleiding wordt gezien als een belangrijke succesfactor. Inburgeraars hebben behoefte aan een vast aanspreekpunt. Dit vraagt om een integrale benadering. Ook is er een spanningsveld tussen het bieden van de intensieve begeleiding het bevorderen van de zelfredzaamheid. Begeleiders vonden het soms moeilijk om te bepalen hoeveel zij uit handen moeten nemen van de inburgeraars en wat zij aan hen zelf kunnen over laten.

4. Maatwerk

Er zijn grote verschillen tussen inburgeraars qua niveau, leerbaarheid, leerbehoefte en motivatie. Maatwerk zorgt ervoor dat het programma aansluit bij de behoefte van inburgeraars. Werken in kleine groepen, ingedeeld naar bepaalde kenmerken zoals moedertaal, niveau of leerbehoefte, is een goede manier gebleken om maatwerk te realiseren.

5. Randvoorwaarden

De belangrijkste drie randvoorwaarden zijn communicatie, kinderopvang en vervoer. Inburgeraars hebben behoefte aan duidelijke informatievoorziening waarbij het telt hoe de boodschap wordt gebracht; bijvoorbeeld door de boodschap te herhalen of in de moedertaal aan te bieden.

Het rapport geeft gemeenten verder handvatten, tips, adviezen en inzichten in de leermomenten die de gemeenten hebben gehad, ook de pilots Financieel ontzorgen en Brede intake en PIP.

Inhoud