Overslaan en naar de inhoud gaan

Pilots inburgering van start tot finish, deel 3: Brede intake en persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP)

Laatste update:

3.1 Pilot De Fryske Marren

Finish: ‘De inburgering vergt van alle partijen een andere manier van denken’

De Fryske Marren heeft de pilot ‘Brede intake en PIP’ ambitieus aangepakt. ‘De pilot gaf ons de mogelijkheid om meer voor deze doelgroep te doen en concretere acties uit te zetten qua inburgering, taal en participatie’, vertelt Marjanne Rinsma, regievoerder statushouders bij De Fryske Marren. ‘We kunnen en moeten meer de regie pakken. En dat is volgens mij juist een enorme verbetering in de nieuwe wet.’

Deel A van de brede intake begon op het asielzoekerscentrum (azc). Zodra de koppeling met de statushouder was gemaakt, ging de gemeente binnen twee maanden langs voor een ‘koffie-en koek’-gesprek. Hier wordt gelijk het eerste deel van het PIP opgesteld. Deel B start wanneer de vergunninghouder in de gemeente woont. ‘Door deze intake hebben we inzicht gekregen in wat er allemaal aan de voorkant nodig is om mensen succesvol te laten inburgeren’, vertelt Rinsma. ‘Dat was voor mij een eyeopener: iemand aanmelden bij de school is één ding, maar alles wat daaraan vooraf gaat is minstens zo belangrijk.’

Mijn advies aan andere gemeenten: neem mensen uit de doelgroep in dienst

Krapte bij PIP

Toch kan de intake ook wringen: door de trage huisvesting zat er soms veel tijd tussen het gesprek op het azc en het gesprek in de gemeente. ‘Het enige nadeel in de nieuwe wet is dat het hele PIP binnen tien weken opgesteld moet zijn’, legt Rinsma uit. ‘Dat is kort dag, zeker omdat je soms na een paar maanden pas merkt dat je bijvoorbeeld te maken hebt met een personen met een licht verstandelijke beperking. Daar pas je het plan op aan. In die tien weken wil je grip krijgen op de vraag: wie is deze persoon? Dat lukte niet altijd.’

Samenwerking en ondersteuning

De gemeente De Fryske Marren merkte dat de doelgroep nog veel begeleiding en hulp nodig heeft. Op financieel gebied bijvoorbeeld, maar soms ook voor hulp bij zorg, opvoeding, huiselijk geweld of verslaving. Hiervoor werkte de gemeente nauw samen met hun sociale wijkteams. Hierdoor konden zij makkelijk schakelen en de juiste zorg inzetten, waardoor de inburgering beter van de grond is gekomen.

Cultuur- en taalbarrière

Ondanks de langere doorlooptijd was er een doorlopende lijn in de begeleiding, dankzij de inzet van ondersteuners die de taal spreken. Zij gingen mee naar het eerste bezoek in het azc en hielden tussentijds contact voordat de inburgeraars in de gemeente kwamen wonen. ‘Ze sloegen echt een brug tussen hun cultuur en die in Nederland’, aldus Rinsma. ‘Mijn advies aan andere gemeenten: neem mensen uit de doelgroep in dienst. Zij kunnen veel makkelijker een vertrouwensrelatie opbouwen.’

Beperkt aanbod

Verder merkte Rinsma op dat de gemeente qua participatie minder heeft kunnen doen in de pilot dan ze eigenlijk had gewild. ‘Onze mogelijkheden waren daarin te beperkt. Bij externe partijen waren te weinig taalaanbod en vrijwilligersplekken. Daarnaast hadden we natuurlijk te maken met corona. Daardoor vielen ook veel werkervaringsplekken weg.’

Aanmelden bij de school is één, maar alles wat daaraan voorafgaat is minstens zo belangrijk

‘Doordat de regie bij de gemeente ligt kunnen we straks wel duidelijker aangeven wat er van alle betrokken partijen verwacht wordt’, vertelt Rinsma verder. ‘De aanbesteding met externe partijen wordt nu verbeterd en concreter gemaakt, met meer evaluaties en rapportages. Om kwaliteit te bieden, moet je goede afspraken maken en regie houden. Als je ziet hoeveel randvoorwaarden er zijn om de inburgering goed op te pakken, is het een enorme verbetering dat die regie opnieuw bij de gemeente ligt.’