Overslaan en naar de inhoud gaan

Pilots inburgering van start tot finish, deel 6: Zelfredzaamheidsroute (Z-route)

Laatste update:

2. Pilot Berg en Dal

Finish: ‘Als ze stappen zetten in zelfvertrouwen, zetten ze ook stappen in de taalontwikkeling’

Voor de pilot Z-route werkte de gemeente Berg en Dal met twintig deelnemers die al ontheven zijn van de inburgeringsplicht. ‘Dit is de groep met de allergrootste afstand tot de arbeidsmarkt en tot de Nederlandse taal’, vertelt Esther Derksen, beleidsadviseur Werk en Inkomen. ‘We wilden toch proberen stappen te maken richting taal in combinatie met participatie.’ Daarbij bleek de praktische invulling van de taallessen de belangrijkste schakel.

Dat de groep een grote afstand had, merkte de gemeente al vrij snel nadat ze begonnen met de pilot. ‘Het niveau was soms wel echt heel laag’, vertelt Derksen. Binnen de normale inburgeringslessen, die de deelnemers hadden gevolgd voordat zij ontheven werden, merkten zij ook zelf dat ze een vrij grote achterstand hadden in vergelijking tot anderen binnen de  groep. Dat werkte niet echt motiverend. ‘Binnen de Z-route zaten ze al meer tussen gelijkgestemden, dat was erg fijn. De taaldocenten hadden daar al rekening mee gehouden en de deelnemers ingedeeld in kleine groepjes van ongeveer hetzelfde leerniveau. Dat werkt gewoon heel stimulerend. Vooral op het zelfvertrouwen: als ze daar stappen in zetten, zetten ze ook stappen in de taalontwikkeling.’

Daar moet je als taaldocent gevoel voor hebben

Interactieve lessen

De gemeente wilde een praktische invulling geven aan de taalontwikkeling. ‘De taalaanbieder nam de statushouder bijvoorbeeld mee op straat, naar de supermarkt of het museum’, vertelt Derksen. ‘Daar moesten ze korte gesprekjes met voorbijgangers aanknopen. We zagen dat de kandidaten daar het meeste van leerden. De deelnemers gaven zelf ook aan dat deze praktische benadering zo’n groot verschil was met de taallessen die ze tot dan toe hadden gekregen. Een paar uur taalles in een lokaal heeft met deze groep gewoon niet zoveel zin.’

Zonder DigiD of online bankieren kun je niets doen

Docenten

Daarbij is het volgens Derksen erg belangrijk dat je docenten hebt die begaan zijn met de doelgroep en de taalles goed in de praktijk weten te brengen. Dat vraagt namelijk om een andere manier van werken en lesgeven dan bij normaal Nt2-onderwijs. ‘Daar moet je als taaldocent gevoel voor hebben’, legt Derksen uit. ‘Wij hadden een docent die heel actief met de statushouders aan de slag ging en die de lessen met zoveel enthousiasme kon brengen, dat was echt heel waardevol.’

Taalmaatjes

De deelnemers worden door hun casusregisseur gekoppeld aan een taalmaatje. Deze taalmaatjes zochten samen met de statushouder naar de beste manier om de theorie uit de lessen in de praktijk te oefenen. Als de lessen bijvoorbeeld gingen over gezonde voeding, dan borduurden de taalmaatjes daarop door. Daarbij was het nadrukkelijk niet de bedoeling dat de taalmaatjes hielpen met het huiswerk: het was bedoeld als een aanvulling op de bestaande lessen. Door corona zijn er minder taalmaatjes gekoppeld dan de gemeente voor ogen had. Derksen: ‘De koppeling tussen het lesmateriaal en informele oefening in de praktijk blijft wel heel erg belangrijk en daar willen we ook op blijven inzetten in de nieuwe wet.’

Digitale vaardigheden

Jammer genoeg werd de gemeente na een aantal weken door corona gedwongen om over te schakelen naar digitale lessen. ‘Toen schrokken we wel even van de digitale vaardigheden binnen deze groep’, zegt Derksen. ‘Corona heeft ons eigenlijk laten zien hoe onmisbaar die vaardigheden tegenwoordig zijn in de Nederlandse samenleving. Zonder DigiD of online bankieren kun je bijvoorbeeld niets doen.’ De gemeente heeft daarom een grote inhaalslag moeten maken om de deelnemers digitaal vaardiger te maken door ze daarin les te geven. ‘Anders kon de online les simpelweg niet doorgaan.’

Het is belangrijk dat deze groep niet in een gat valt

Combinatie taal en participatie

Door de coronamaatregelen vielen ook veel participatieactiviteiten van de pilot weg. ‘Dat was voor ons de allergrootste domper’, vertelt Derksen. ‘Participatie is zo’n belangrijk deel van de Z-route. Daarom wilden we de deelnemers via onze participatie-regisseur plaatsen op vrijwilligerswerkplekken en echt experimenteren met de combinatie tussen taal en participatie.’ Volgens de gemeente ligt daar ook de grootste uitdaging in het vervolgtraject. ‘Want hoe vraag je dit nu het beste uit in de aanbesteding voor de Z-route? Wat kun je daarin bijvoorbeeld vragen van een taalschool? We hadden daarom heel graag tijdens de pilot al invulling gegeven aan dat duale aspect, want daar zit het allergrootste gewin in.’

Vervolgstappen maken

Ondanks dat de pilot is afgerond, zag de gemeente nog ruimte voor een kort vervolgtraject op twee thema’s. De deelnemers van de pilot volgen in het najaar nog trainingen over empowerment en over mentale weerbaarheid. ‘Daarnaast vinden we het heel belangrijk dat deze groep niet in een gat valt na de pilot. Daarom voeren we met elke deelnemer een driegesprek: een gesprek met de casusregisseur, een consulent van het WerkBedrijf en de statushouder. Op die manier willen we een inschatting maken van de stappen die de statushouder gedurende het traject heeft gezet, en of hij/zij eventueel klaar is om de stap te zetten richting de arbeidsmarkt.’

Als dat zo is dan worden ze ondergebracht bij het WerkBedrijf. Daar wordt gekeken wat er dan nog nodig is om de statushouders aan een betaalde baan te helpen. De statushouders die daar nog niet klaar voor zijn, blijven onder begeleiding van de gemeente. De casusregisseur kijkt dan samen met de participatie-consulenten welke participatieactiviteiten, bijvoorbeeld vrijwilligerswerk, de statushouder kan doen. ‘Het belangrijkste is dat zij in beeld blijven bij de gemeente en dat we hen verder activeren richting werk. Er zijn hele goede stappen gemaakt, dan laten we hen niet zomaar los.’