Overslaan en naar de inhoud gaan

Handreiking briefadressen en het voorkomen van dakloosheid

Laatste update:

3 Proces van aanvraag en besluit

3.1 Bekend worden met de aanvraag

De opdracht aan gemeenten:

  1. Wanneer een persoon langere tijd rechtmatig in Nederland verblijft, moet inschrijving als ingezetene volgen. Uitgangspunt is inschrijving op het woonadres.
  2. Spreek af dat vanuit Burgerzaken contact wordt gezocht met het sociaal domein wanneer er bij aanvraag van een briefadres twijfel is over de situatie of de gevolgen van het inschrijvingsbesluit.
  3. Wanneer een ingezetene geen aangifte wil of kan doen volgt desnoods een ambtshalve inschrijving (op een woon- of briefadres). 

1. Iedereen ingeschreven

In de ideale situatie is iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Wanneer een inwoner binnen de grenzen van de gemeente verblijft en niet ingeschreven staat als ingezetene, moet dus een inschrijving volgen. De gemeente kan bij een aanvraag van een briefadres wel een beoordeling van de woonsituatie maken. Om dat op goede wijze te kunnen beoordelen, kan informatie nodig zijn van de aanvrager en eventueel de briefadresgever. De gemeente kan van deze partijen verwachten dat zij hieraan meewerken. (1)

Aanvraag vanuit aangifte

In veruit de meeste gevallen doen inwoners zelf aangifte van een wijziging in hun woonsituatie (zij zijn daartoe verplicht): zij melden zich bij Burgerzaken. De Wet BRP biedt vervolgens twee mogelijkheden om tot inschrijving over te gaan: een woonadres en een briefadres.

Het uitgangspunt in de Wet BRP is dat iemand wordt ingeschreven met het adres waar hij of zij woont. De Wet BRP heeft immers als doel te zorgen voor een correcte registratie van de verblijfplaats van inwoners, zodat zij bereikbaar zijn voor de overheid. Burgerzaken registreert dan ook in de eerste plaats het feitelijke woonadres.

Let op: de Wet BRP kent hierop een aantal wettelijk bepaalde uitzonderingen. Wanneer iemand woont in een zorginstelling, een penitentiaire instelling of in de maatschappelijke opvang, dan hoeft dit niet als woonadres te worden geregistreerd en kan de gemeente een briefadres registreren. Wanneer de inwoner geen briefadresgever heeft, dan registreert de gemeente ambtshalve een briefadres. In stap 4 van het stappenplan behorend bij de circulaire is te lezen hoe de gemeente dit praktisch kan inrichten.

Let op: wanneer iemand zelf aangifte doet van een woonadres en de gemeente geen reden heeft hieraan te twijfelen, kan de gemeente geen briefadres registreren.

2. Samenwerken bij twijfel

Wanneer de medewerker Burgerzaken iemand inschrijft als ingezetene en/of een aanvraag briefadres behandelt, kan deze medewerker onderzoek doen. Wanneer er twijfel is dat inschrijving op het adres waar de inwoner op dat moment verblijft mogelijke vergaande en ongewenste consequenties met zich meebrengt, is het belangrijk dat Burgerzaken de samenwerking zoekt met het sociaal domein. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen wanneer mensen ergens verblijven maar zich daar volgens derden niet kunnen of mogen laten inschrijven. 

3. Ambtshalve inschrijven

Wanneer het bij de gemeente bekend wordt dat iemand zich in de gemeente bevindt, maar niet ingeschreven staat, dan moet de gemeente deze inwoner inschrijven. Dit kan zich ook voordoen wanneer mensen zich niet melden bij de gemeente, maar wel in beeld zijn of bekend zijn bij maatschappelijke organisaties.

In de ideale situatie zijn alle inwoners ingeschreven. Dit is bij voorkeur een inschrijving op een woonadres, maar als dit niet mogelijk is, dient de gemeente een briefadres te registreren. Inwoners zijn zelf verplicht aangifte te doen. Maar wanneer zij zich niet zelf melden en/of geen briefadresgever kunnen vinden, dan zal de gemeente, zodra deze situatie bij de gemeente bekend wordt, ambtshalve (op eigen initiatief) de inwoner moeten inschrijven met een woon- of briefadres.

Tips voor de uitvoering

Aanvraag via partners: werk met maatschappelijke partners samen, bijvoorbeeld door af te spreken dat aanvragen voor een briefadres ook kunnen worden ingediend met/door partners als de GGD en maatschappelijke opvang, zoals het Leger des Heils, de daklozenopvang en/of hulpverlening. Geef eventueel bestaande afspraken met deze partijen een update en spreek daarin af hoe zij handelen wanneer inwoners zonder inschrijving bij hen in beeld komen. Als partners zelf mogen besluiten over een aanvraag (zoals soms een Sociale Dienst of daklozenopvang), neem dan ook afspraken op over het doorverwijzen van aanvragen die zij afwijzen of die niet binnen hun profiel passen.

Voorbeeld

In de gemeente Almere zijn de uitkeringsaanvraag en de aanvraag voor een briefadres gekoppeld. Wie een uitkering aanvraagt zonder dat er een adres bekend is, krijgt direct een dubbele intake met zowel de Sociale Dienst als de afdeling Burgerzaken. Andersom is dat ook zo: wanneer iemand een briefadres aanvraagt zonder dat er inkomen bekend is, wordt direct de uitkeringsaanvraag opgestart. De aanvragen kunnen dan parallel lopen, en tussentijds hebben de afhandelend medewerkers contact over het verloop van de aanvraag. Wanneer een inwoner een aanvraag voor een UWV-uitkering of AOW moet doen, wordt actief doorverwezen naar hulpverlening die hierbij kan ondersteunen.

Voorbeeld

In de gemeente Heerde kunnen inwoners niet online een aanvraag doen voor een briefadres: dat moet aan de balie. Inwoners worden dan direct in de spreekkamer uitgenodigd voor een gesprek dat Burgerzaken voert samen met een collega van de backoffice en/of een collega van het sociaal domein. “Maar vaak genoeg gebeurt dat ook andersom, dan komt er een collega van het sociaal domein bij ons en zegt: er is iemand, die moet nu geholpen worden want die heeft geen adres. Dan kijken we meteen: wat kunnen we voor die persoon doen?”

Voetnoten

  1. Uitspraak Raad van State, 19 januari 2022.