Overslaan en naar de inhoud gaan

Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden • Jaarrapportage 2021

Laatste update:

Samenvatting

Vanaf 1 januari 2021 zijn alle vastelastenpartners (drinkwaterbedrijven, energieleveranciers, woningverhuurders en zorgverzekeraars) verplicht om signalen van betalingsachterstanden door te geven aan gemeenten. Vervolgens moeten gemeenten de betreffende inwoner een hulpaanbod doen. Hoe zij dit doen, mogen ze zelf weten. In sommige gevallen sturen ze bijvoorbeeld een brief, in andere gevallen gaan ze op huisbezoek. 

De jaarrapportage 2021 van de Divosa Monitor Vroegsignalering Schulden schetst een beeld van de uitvoering van vroegsignalering in 2021. De jaarcijfers 2021 zijn gemiddelden van maandgemiddelden in 2021. De cijfers zijn gebaseerd op de cijfers van deelnemende gemeenten. Dit aantal deelnemers is gedurende 2021 gestegen en wisselt per maand.

In 2021 ontvingen gemeenten gemiddeld 3 signalen per 1000 inwoners per maand

Over 2021 zien we gemiddeld per maand 3,1 signalen per 1000 inwoners. Het aantal signalen per maand ligt gemiddeld in de tweede helft van 2021 hoger (3,4) dan in de eerste helft van 2021 (2,7). Opgeteld gaat het om 37 signalen per 1000 inwoners in 2021.

Zorgverzekeraars leverden in 2021 de meeste vroegsignalen aan

Van de vastelastenpartners (VLP's) leverden zorgverzekaars in 2021 de meeste signalen aan. Dit kan kan samenhangen met het feit dat zorgverzekeringen op persoonsniveau worden afgesloten. Daarnaast leverden bijna alle zorgverzekeraars al sinds begin 2021 signalen aan. Voor met name energieleveranciers geldt dat de mate waarin zij signalen zijn gaan aanleveren, in 2021 opgelopen is.

Bijna driekwart van de signalen leidt tot een melding

Op het moment dat meerdere signalen van één adres binnenkomen, kunnen deze samengevoegd worden tot één melding. Daarnaast komen sommige signalen niet terug als melding, als gevolg van de wijze waarop gegevens worden geregistreerd of als bewuste keuze van een gemeente. Uiteindelijk werd in 2021 voor gemiddeld driekwart van de signalen een dossier (melding) aangemaakt.

Bijna driekwart van de meldingen is enkelvoudig

Van alle meldingen (dossiers) bestaat bijna driekwart uit één signaal. Voor 22% geldt dat er sprake is van signalen over opeenvolgende maanden en voor 4% zijn het signalen van verschillende vastelastenpartners in één maand.

Meeste hulpaanbod gedaan door te bellen

In 2021 hebben gemeenten het vaakst geprobeerd om telefonisch een hulpaanbod te doen aan een inwoner (50% van de contactpogingen). 11% van de contactpogingen betrof een huisbezoek. Een groot deel van de gemeenten heeft in 2021 gedurende een bepaalde periode geen huisbezoeken uitgevoerd vanwege coronamaatregelen. Wel wordt door 95% van de ondervraagde gemeenten deze manier van contact zoeken ingezet.

Bij een kwart van de meldingen waarbij contact is gezocht, is ook contact gelegd

Van alle meldingen waarbij gemeenten een contactpoging hebben geregistreerd, is in 25% van de gevallen ook daadwerkelijk contact gelegd. Kijken we naar het totaal meldingen, dus ook meldingen zonder contactpoging, dan ligt het percentage iets lager met 17,2%. 'Contact gelegd' betekent dat een inwoner heeft gereageerd op een brief of e-mail, of bijvoorbeeld de deur heeft opengedaan als er werd aangebeld.

3% van de meldingen resulteert in acceptatie van hulpaanbod

Wanneer we kijken naar alle meldingen in 2021, dan zien we dat bij 3,4% van de meldingen hulpacceptatie is geregistreerd. Gekeken naar alle meldingen waarbij tenminste één contactpoging is geregistreerd, ligt het percentage van de hulpacceptatie iets hoger (4,6%).

Meeste hulp in de vorm van een quick fix

In bijna 60% van de gevallen waarbij hulp is geaccepteerd, ging dit om een quick fix. Dit betekent dat de gemeente snel met de inwoner een oplossing heeft kunnen vinden, zonder dat een verder hulptraject noodzakelijk is. In ongeveer 40% van de gevallen heeft een verwijzing plaatsgevonden. Het meest voorkomend is daarbij een verwijzing die niet financieel van aard is. Bijvoorbeeld een verwijzing naar maatschappelijk werk of lokale minimavoorzieningen. In 5% van de gevallen is verwezen naar schuldhulpverlening en in 6% van de gevallen naar andere financiële hulpverlening. Percentages rondom het type hulp kunnen per gemeente verschillen, afhankelijk van hoe het proces is ingericht.