Overslaan en naar de inhoud gaan

Doortastende preventie: slachtoffers zoeken en helpen

Laatste update:

3 Methodologie van de straat: op zoek naar slachtoffers

3.6 Vindplaatsen van slachtoffers

Het is bij het zoeken (‘spotten’) van slachtoffers belangrijk om te weten wat vindplaatsen zijn.

Er kan grofweg een onderscheid worden gemaakt tussen twee type vindplaatsen, namelijk:

  1. Structurele signalering door (semi)publieke streetlevelinstellingen.
    Er zijn geijkte vindplaatsen, in de vorm van (semi)publieke instellingen waar in feite continu – als onderdeel van de professionele routines – gelet moet worden op mogelijk slachtofferschap.

    Het schoolvoorbeeld zijn onderwijsinstellingen. Idealiter wordt door onderwijzend personeel opgelet en worden routines ontwikkeld om vroegtijdig in gesprek te treden met mogelijke slachtoffers. Bijvoorbeeld bij een terugval in schoolprestaties, vermoeidheidsverschijnselen of gedragsveranderingen waarin risico’s liggen besloten, zoals een verandering in kleedgedrag en vriendenkring, mogelijk in combinatie met sporen van middelengebruik. Er zijn onderwijsinstellingen met ‘eigen’ ambulante jongerenwerkers om met een jeugdige te spreken om een situatie te beoordelen. Om, zo nodig, een professional in te zetten.

    Andere instellingen die – als onderdeel van reguliere processen – slachtofferschap zouden moeten signaleren, zijn corporaties, het sociaal wijkteam en de politie. Dit gaat – los van de politie die een bijzonder positie inneemt vanwege de gerichtheid op criminaliteit – bepaald niet vanzelf. Gevoelde urgentie is een voorwaarde om van streetlevelvoorzieningen een slachtoffervindplaats te maken. Idealiter worden vanuit deze organisaties slachtoffers gekoppeld aan professionals die interventies in gang zetten.

    De praktijk leert dat dit lang niet altijd zo werkt. In dat geval is bijvoorbeeld de omgeving van het schoolplein een plaats voor wat in jargon ‘koude acquisitie van cliënten’ wordt genoemd. Zie daarover het volgende punt.
     

  2. Signalering en toenadering op geijkte (kwetsbare) locaties.
    Een categorie slachtoffers zal alleen benaderd (kunnen) worden als ze op locatie – in hun eigen omgeving – worden opgezocht en aangesproken. Dit vergt inzicht in de tijd en locatie waar dit kan.

    Het betreft in de eerste plaats criminele hotspots, met name straten met drugshandel (op straat en in of vanuit bedrijfjes), met horeca en met een overaanbod van andere bedrijfjes in een risicobranche. Bijvoorbeeld coffeeshops, de beautysector, massagesalons, kleine (avond)supermarkten, bel- en telecomwinkels of budgetwinkels (bijvoorbeeld fietsenzaken of woonwinkels). Drugshandel en vaak ook illegale gokpraktijken brengen mensen op dit soort hotspots in de (financiële) problemen. Het zijn locaties met criminele ontmoetingen, waar criminele opdrachten bij katvangers worden uitgezet. Het zijn winkels waar personeel mogelijk wordt onderbetaald of uitgebuit. Een categorie bedrijfjes (massagesalons, beautybedrijven en mogelijk ook horeca) kan fungeren als dekmantel voor illegale prostitutie.

    In de tweede plaats zijn locaties met goedkope woonruimte (kamerverhuur in de stad, hotels of pensions met lang verblijf en campings of vakantieparken) ‘uitstekende’ vindplaatsen van mensen die bewust klem worden gezet. De afhankelijkheid van woonruimte wordt gebruikt als dwangmiddel.