Overslaan en naar de inhoud gaan

Doortastende preventie: slachtoffers zoeken en helpen

Laatste update:

4 Moderne slachtofferzorg: zoeken naar doorbraken

4.1 Gevraagd: doortastende slachtofferhulp

Er bestaat behoefte aan professionals die zorgen voor een doorbraak als daartoe behoefte bestaat onder mensen die slachtoffer zijn geworden van strafbare feiten (slachtoffers in formele zin) of van sociale druk of vergaande afhankelijkheden, zonder dat strafbare feiten kunnen worden aangetoond.

Er zijn slachtoffers die zelf toenadering zoeken tot een sociaal wijkteam of die als dader (daders kunnen immers tevens slachtoffer zijn) in het handhavingssysteem zijn beland. Het gaat dan om slachtoffers die naar professionals toe komen (‘breng-cliënten’). Terwijl een categorie slachtoffers door professionals benaderd moet worden om contact te krijgen (‘haal-cliënten). Het ‘halen’ van slachtoffers op non-bureaucratische tijden en vindplaatsen is in theorie eenvoudig of niet erg ingewikkeld, maar in de praktijk onderontwikkeld.

Uiteindelijk gaat het om méér dan het handelen van individuele professionals op straatniveau. Om prestaties te boeken bij het helpen van slachtoffers is (budgettaire) steun en invloed in het gemeentelijke systeem belangrijk, zo leren (ook) verschillende casussen in dit rapport. Ambtelijke en bestuurlijke rugdekking van professionals die interveniëren in de rauwe wereld van daders en slachtoffers, is noodzakelijk om – met outreachende hulpverlening – tot doorbraken te komen.

Hoe nu precies gestalte gegeven moet worden aan dergelijke slachtofferzorg, valt niet te zeggen. Daarvoor is meer onderzoek nodig, zouden wetenschappers zeggen. Het is wel mogelijk om te verkennen wat minimaal nodig lijkt, ook om het professionele debat op dit slachtoffervraagstuk te vestigen.   

Het zoekproces naar doortastende slachtofferhulp is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  1. Er gaat bij intensieve persoonsgerichte interventies relatief veel aandacht uit naar daders, en te weinig naar slachtoffers van (georganiseerde) criminele praktijken. Dit vergt een perspectiefwijziging bij gemeenten, net als bij politie, justitie en RIEC’s. Er worden nu intensieve persoonsgerichte interventies gericht op daders, terwijl slachtoffers (die mogelijk door deze – of dit soort – daders zijn gemaakt) tussen wal en schip vallen. Deze blinde beleidsvlek op het sociaal domein én bij de aanpak van ondermijning dient met daadkracht te worden weggenomen. De slachtoffers zijn het waard.
     
  2. Criminelen zijn outreachend, op zoek naar personen die ze voor het karretje kunnen spannen, ook ver buiten kantooruren. Het (sociaal domein van het) lokaal bestuur is mondjesmaat outreachend en loopt daardoor al snel achter de schade aan die criminelen veroorzaken.
     
  3. Een deel van de slachtoffers is snel in beeld te brengen. Toenadering is nodig en mogelijk. Het levert al veel slachtofferinformatie op als professionele kennis bij elkaar wordt gebracht. Dat blijft in alle zorghectiek (de waan van de dag) vaak achterwege. Toch blijkt het waardevolle (en schokkende) inzichten op te leveren als een lokaal slachtofferbeeld (van een wijk of gemeente) wordt gemaakt, in aanvulling op misdaadanalyses van daders. Een slachtofferbeeld waaruit urgentie spreekt, werkt agenderend. Zie punt 5 in hoofdstuk 4.2.
     
  4. Professionele routines in het zorg- of veiligheidsdomein schieten tekort onder omstandigheden die frequent (mogelijk in combinatie) lijken voor te komen (al is de precieze omvang niet duidelijk), namelijk:
     
    • slachtoffers die ‘buiten’ moeten worden opgezocht (‘haal-cliënten’);
    • personen die klem komen te zitten in het beleidssysteem, omdat hun ‘probleem’ of ‘geval’ stuit op bureaucratische drempels of onverschilligheid;
    • een optelsom van slepende problemen bij de cliënt/het slachtoffer en in de directe sociale omgeving, waardoor zorgcomplexiteit ontstaat en daardoor beleidsblokkades;
    • urgente en acute omstandigheden die vragen om onmiddellijk optreden, ook op ongebruikelijke dagen of uren, hetgeen vastloopt op wachtlijsten, op kantooruren en/of op zorgprofessionals die niet over het pragmatische talent beschikken om te komen tot noodzakelijke korte termijn-interventies.

      Als de professionele (zorg)routines tekortschieten, bestaat in eerste instantie nog geen behoefte aan (lange) zorgtrajecten en hulpverleners, maar aan nuchtere en doortastende frontlijnprofessionals die tot een eerste noodzakelijke doorbraak weten te komen.

      Twee respondenten die dit al doen, noemden zichzelf nadrukkelijk ‘interventiespecialist’ en ‘geen hulpverlener’, om zo hun doorbraakfunctie te onderstrepen. Voor deze rol van interventiespecialist wordt hier de term zorgmarinier gehanteerd. Dat zijn stuwende krachten die op straat, in de sociale setting van slachtoffers én in het beleidssysteem verschil weten te maken. Dus, met effect in het dagelijkse leven van slachtoffers en – in samenhang daarmee – in het ambtelijke en professionele handelen.