Overslaan en naar de inhoud gaan

Doortastende preventie: slachtoffers zoeken en helpen

Laatste update:

2 Casussen

2.3 Op zoek naar een baantje (te midden van gezinschaos)

Een klein privaat stedelijk team met frontlijnprofessionals wordt gebeld door een private partner. Dat betreft een boksschool, in handen van een man ‘met het hart op de goede plek’. Na enkele jaren trekken en sleuren is deze school onderdeel geworden van door de gemeente betaalde laagdrempelige frontlijnactiviteiten. Jongeren worden naar de boksschool gebracht voor trainingen, maar nu komt het signaal van de andere kant.

Een vijftienjarige jongen zoekt een baan, maar dat lukt niet en daarom wordt hulp gevraagd van professionals met een netwerk in de stad. Het private netwerk strekt zich uit tot lokale ondernemers. Waaronder ondernemers die geen VOG eisen, omdat ze op de steun en inschattingen van de professionals vertrouwen en weten hoe groot de criminele verleidingen zijn. Een VOG is ‘wel een dingetje’, omdat het regelmatig een kansrijk (werk)traject blokkeert of bemoeilijkt, ook nu weer. De jongen was al eens veroordeeld en had in de gesloten jeugdzorg gezeten. Hij was op straat door een criminele (jeugd)bende gerekruteerd. Hij bracht drugspakketjes rond en had in groepsverband ladingsdiefstallen gepleegd, waarbij het zeil van vrachtwagens werd open gesneden.

De jongen komt naar het team toe. Een ervaren professional en jonge collega (een rolmodel uit de wijk) nemen hem onder hun hoede. De gelouterde professional is een typische ervaringsdeskundige met een crimineel verleden die – in een inmiddels grijs verleden – zelf heeft gemerkt hoe belangrijk het is op het rechte pad gezet te worden. Hij kent de straattaal en -codes door en door, al werkt hij dus inmiddels vanuit een organisatorisch netwerk. Daarbij voelt hij sinds kort de wind in de rug. Een topambtenaar steunt het team namelijk. Het rolmodel is uitgegroeid tot een jonge professional en is onder meer actief op straat en op basisscholen. Hij weet hoe je de verleidingen kunt weerstaan en is daarbij gestuurd en opgevoed door de ervaren kracht.

Ze nemen de jongen mee op pad, om ergens een broodje te eten. Dit lijkt een doodgewone activiteit. Echter, een rustige omgeving en kalme gesprekspartners met een positieve insteek – zonder straattaal, straatcodes en de daarbij horende pikorde – is voor deze jongen een bijzondere ervaring. Het team koppelt dit soort jongens graag aan ‘veilige rolmodellen’. Dat zijn gedisciplineerde jongens die zich weten te redden in een omgeving met achterstanden en problemen, inclusief criminele invloeden en verlokkingen.

In het gezin van deze jongen blijkt veel loos. Als de oudere professional en een ervaren vrouwelijke collega (op een vrijdag) op pad zijn, krijgen ze een app. Die is afkomstig van de moeder van de jongen en heeft een alarmerende toon: het gaat helemaal mis. De vrijdag zit propvol, maar op zaterdag gaan ze langs. Op zaterdagochtend komt er een heel verhaal op tafel. De jongen (15 jaar) heeft een zus; een twintiger. De moeder staat alleen. De zus woonde tot voor kort in een andere regio en was getrouwd met een man die wordt getypeerd als een kopstuk uit de toplaag van de zware misdaad. Die zus is een aantrekkelijke vrouw. Ze heeft een jong kind en heeft haar man verlaten. Ze is ‘meerdere keren’ mishandeld en is in die hoedanigheid bekend bij Veilig Thuis. Er speelt meer, maar dat wordt niet duidelijk.

De vrouw zag geen uitweg en woont nu, met haar kind, bij haar moeder. Ze heeft zich bij de gemeente ingeschreven in het BRP. De bescheiden huurwoning is krap nu er een volwassen vrouw komt wonen die leefruimte claimt voor haar en haar kind. Er zijn die week bedreigingen geweest aan de deur van het gezin, want personen uit het criminele netwerk van de (ex-)partner van de oudere zus hadden bedreigingen geuit. De onveiligheid was ‘super hoog’.

De professionals worden aanvankelijk aan de jongen gekoppeld, maar zitten nu in één keer in een complex ‘gezinssysteem’, vol onzekerheden, angst, externe (criminele) invloed, afhankelijkheden en – zo blijkt (wat) later – onderlinge spanningen. De oude zus had in haar vorige woonplaats, in een andere regio, een afgeschermde crisisplek aangeboden gekregen. Die had ze echter geweigerd, mede omdat zo’n plek door een professional waarmee ze daar in contact stond, was afgeschilderd als een soort gevangenis. Een vrouwelijke medewerkster van het frontlijnteam weet beter, ook uit eigen ervaring. Ooit woonde ze op zo’n plek. Het was een rustplek, met 24/7 maatschappelijk werk in de nabijheid. De kinderen hadden het er goed.

Mensen die er nooit geweest zijn, schilderen het – onterecht – heel anders af. In deze casus had dit nare gevolgen. Niet alleen was de vrouw nu in een overvol huurhuis gekomen, waar de handlangers van haar ‘ex’ al snel op de stoep stonden. Ze werd nu ook – in de woorden van de professionals uit hoofdstuk 2.7 – een ‘systeemslachtoffer’.  Door haar weigering en verhuizing stuit ze namelijk op bureaucratische drempels. De oudere zus wordt overtuigd dat ze het best een crisisplek kan aanvaarden, maar het is een probleem dat ze inmiddels staat ingeschreven op het adres van haar moeder. Dat levert een andere regio op, terwijl de hulpverlening elders in het land al met haar zaak bezig was. Daar hadden ze geadviseerd bij haar moeder in te trekken, maar dat blijkt onveilig. De oorspronkelijke crisisplek verdwijnt uit beeld.

Naar later blijkt, durfde geen enkele professional de zaak te behandelen, uit angst voor het zwaar gewelddadige imago van (het criminele netwerk rondom) haar ex-partner. Ook dat is een variant op systeemslachtofferschap, in die zin dat binnen het professionele netwerk geen werkwijzen zijn om grove bedreigingen het hoofd te bieden. Dat brengt deze jonge moeder in een lastig parket. 

De twee ervaren frontlijnprofessionals (man en vrouw) spelen de zaak op binnen het gemeentelijke apparaat, dus in de gemeente waar het gezin nu woont. Een topambtenaar ziet de urgentie en geeft het ‘code rood’. Dergelijke ambtelijke rugdekking is cruciaal op dit soort kritieke momenten, zo ondervinden de frontliners. Er zou zo snel mogelijk een moeder-kind plaats komen voor de oude zus en haar kind. Dat stuit echter telkens op uitstel. De ex-man heeft een advocaat in de arm genomen en voert procedures. Er wordt aan deze man toestemming gevraagd om moeder en kind in een voorziening te plaatsen, waarop de frontliners van verbazing en schrik haast van hun stoel vallen.

Weer een voorbeeld dat ‘het systeem’ eerder problemen veroorzaakt dan oplost. De ex-man is bedreigend en daarmee juist de bron waartegen vrouw en kind beschermd moeten worden. Volgens de frontliners is pragmatiek geboden: ‘Plaats haar daar gewoon en wacht af wat de rechter zegt.’

Terwijl de casus van de zus in een bureaucratische patstelling belandt, ontstaat er een gespannen en onveilige situatie in de gezinswoning. Het kleine kind lijkt te kampen met trauma’s. Er hangt voortdurend gevaar in de lucht, want er hebben immers al zware criminelen bedreigingen geuit aan de deur. De vijftienjarige jongen, waar alles mee begon, wapent zich hier inmiddels letterlijk tegen. Hij is namelijk bezig om alarmpistolen uit te boren, zodat hij er werkende wapens van kan maken.

Jeugdprofessionals, die de kar trekken bij voogdijschap, zouden de jongen moeten helpen. Daartoe krijgen ze een opdracht, maar die komt niet uit de startblokken. Hij zit klem in het systeem, want de professionals ‘zijn de eerste twee weken op vakantie’, terwijl er precies in die periode in het gezin een crisis uitbreekt. Die crisis raakt en verstoort met name het leven van de vijftienjarige jongen. Aanvankelijk werd juist vooruitgang geboekt. De (jonge en ervaren) mannelijke frontliners waren om hem ‘heen gaan staan’.

Hij bokst veel op de boksschool en doet daar enthousiast vrijwilligerswerk. Inmiddels is, door de frontliners, geregeld dat hij daar nu ook een betaald bijbaantje heeft. Het gaat daarnaast goed op school: de mavo. Zijn cijfers zijn zo hoog, dat hij waarschijnlijk de stap naar de havo kan maken. De frontliner maakt een klik met hem, onder meer terwijl hij op de sportschol door de jongen wordt getraind. De stap van een gesloten inrichting naar het reguliere schoolleven is hem zwaar gevallen. Hij leefde in een mannenwereld waarin voortdurende dreigingen op de loer lagen. Hij presteert goed, maar in de woning escaleert de situatie. De oude zus maakt een probleem van de aanwezigheid van de jongen. Ze claimt dat er dreiging van hem uitgaat. De professionals schatten in dat het eerder andersom is en dat zijn zus de aanstichter is van de problemen in huis en dat ze, ten koste van de jongen, woonruimte opeist. Dit is opportunistisch en lijkt verband te houden met de luxe levensstijl die ze was gewend. Andere professionals zijn meer op de hand van de zus.

Op zaterdag in de namiddag krijgt de vrouwelijke frontlineprofessional een appje van de jongen, omdat hij op straat is ‘gegooid’. Nog dezelfde avond bezoekt ze de jongen die inmiddels bij een tante blijkt te zijn. Heel gewoon voor dit team, zo’n zaterdag crisisinterventie, al zetten veel hulpverleners hun telefoon in het weekend of na 17.00 uur uit. Ze gaat een rondje met hem wandelen en legt uit dat het team voor hem wil vechten, omdat hij dat verdient, maar dat dan wel heel duidelijk moet worden wat er speelt. Veel wijst op manipulatie door de oudere zus. De zus reageert heftig op haar jonge broer: ‘Door hem gaat ze flippen, zoiets is er gezegd.’

Het team heeft de dagen daarna contact met de jongen en ze spreken met betrokken professionals: de voogd, de school, zijn moeder en andere instanties. De Raad voor de Kinderbescherming doet onderzoek en er dient te worden gewacht op het advies. Ondertussen zorgt het team dat de jongen zijn leefritme behoudt. Hij heeft in de komende week toetsen op school, maar zijn boeken liggen nog bij zijn moeder in huis. Als de professional en de jongen de boeken ophalen, treffen ze zijn zus en die draait helemaal door.

In afwachting van het Raadsonderzoek woont de jongen in een overvol huis van zijn tante. Dat is niet ideaal, al is een rustige plek geregeld – op de boksschool – waar hij zijn huiswerk kan maken. Het is een nare periode, maar het team staat naast de jongen en heeft verschillende scenario’s in het achterhoofd. Het baantje, de oorspronkelijke vraag, is geregeld. Dat was echter bepaald niet de enige, eerste of laatste horde die genomen moet worden. 

Drie lessen

Er kunnen drie lessen worden gebaseerd op deze casus, namelijk:

  1. Teamwerk: op straat en met een ‘doorbraakfunctie’.
  2. Een frontlineteam met (meer) vastigheid en steun.
  3. Door de crisis heen: bouwen aan werk, school en ritme.
Ad 1) Teamwerk: op straat en met een ‘doorbraakfunctie’

De frontliners leveren teamwerk. Qua leeftijd en geslacht is het een gemengd team, waarbij de professionals met elkaar gemeen hebben dat ze bekend zijn met veel nare of criminele situaties op straat of in gezinnen. Ze treden niet op als voogd en leveren geen jeugdzorg, maar springen bij in hele en halve minicrises. Dat zijn steeds situaties die nieuw en onoverzichtelijk zijn voor de jonge betrokkenen, maar bekend terrein voor de professionals. Op basis van hun professionele verleden, maar soms ook vanwege eigen ervaringen, op straat (rolmodel), in de criminaliteit (de ervaren kracht) of in de crisisopvang. Ze kunnen daarom een geloofwaardig verhaal vertellen en ze herkennen situaties.

Vooral dit laatste helpt om een klik te maken op straat: jongeren of volwassenen merken dat ze te maken hebben met iemand die het snapt en aan een half woord genoeg heeft. Het team streeft naar doorbraken. In casu gaat het erom dat de jongen een woonplek krijgt, zijn baan behoudt en de stap naar de havo zet.

Op enig moment neemt de voogd en de moeder het weer over, met de zelfredzaamheid van de jongen. Bij problemen kan de jongen altijd contact zoeken met een professionals die hij kent: in het team. Zo ontstaat – net als in hoofdstuk 2.1 – een wisselwerking tussen zelfredzaamheid en de optie om zo nodig hulp in te roepen. Deze standbyfunctie kan het team echter alleen duurzaam invullen als het zelf – als professionele buitenstaander – een plaats krijgt in het lokaal bestuur (zie punt 2).

Ad 2) Een frontlineteam met (meer) vastigheid en steun

Het frontlineteam is al jaren actief om mensen te helpen die zich in een lastige en onzekere situatie bevinden. Echter, in zekere zin gold dat ook voor het team, althans in bureaucratische zin. Er was financiering voor twee jaar en in het verleden een zekere afstand tot het ambtelijke kader van de gemeente. Dat is veranderd. Een topambtenaar zag de (meer)waarde van het team, als sociale factor in een probleemwijk, in het kader van een brede preventieve aanpak van ondermijning. Met ambtelijke en financiële rugdekking nemen de bureaucratische beslommeringen af en kan de energie worden gericht op jongeren-met-problemen.

Ad 3) Door de crisis heen: bouwen aan werk, school en ritme 

De casus van de tiener legt patronen in de werkwijze bloot. Er wordt eerst contact opgebouwd en daarna wordt een analyse gemaakt van nijpende of urgentie omstandigheden. Op basis van deze relatie en situatieanalyse, wordt bezien wat nodig is en wordt daartoe langs dubbele sporen invloed uitgeoefend: op de betrokkenen en in het bureaucratische systeem. Acute noden, problemen en drempels krijgen eerst alle aandacht, maar zo nodig wordt gebouwd aan een sociaal ritme, met school en werk.

De vijftienjarige jongen wil een baantje en dat wordt, ook zonder VOG, geregeld, terwijl de stap – die de jongen trots stemt – van mavo naar havo dichtbij is. Echter, het team duikt eerst in een chaotische gezinssituatie die vraagt om microcrisismanagement (de jongen ondersteunen, zodat de school doorgaat, ook als hij tijdelijk niet thuis woont), sociale doortastendheid en bureaucratisch geduld (het advies van de Raad voor Kinderbescherming en de mogelijk plek in een crisisopvang). Voor de jongen staat één ding vast; het team staat zij-aan-zij met hem. De jongen denkt aan de korte termijn, terwijl het team waakt over de langere termijn.