Overslaan en naar de inhoud gaan

Doortastende preventie: slachtoffers zoeken en helpen

Laatste update:

2 Casussen

2.7 Bewoners die wakker liggen

‘Zijn er zaken waar u wakker van ligt?’, is een vraag die ik bijna altijd al stel (op locaties met geconcentreerde veiligheidsproblemen) in interviews met bewoners. Aanvankelijk was dit figuurlijk bedoeld, maar respondenten bleken tal van redenen te kunnen hebben om de vraag letterlijk op te vatten. Voor het eerst werd dit omstreeks 2000 duidelijk bij een onderzoek naar een grootstedelijke drugsscene in de Millinxbuurt. Dat is een kleine buurt in Rotterdam-Zuid. (1) In korte tijd waren de drugshandel, de drugsoverlast en het criminele geweld hier snel toegenomen, al keerde het tij langzaam. Dat kwam door handhaving en vooral door renovatie: leegstand maakte van lieverlee plaats voor moderne woningen.

De georganiseerde criminaliteit was echter niet ver weg. Sterker, deze was aanwezig in de buurt en geconcentreerd om de hoek: op de Dordtselaan (een winkelstraat) en in de belendende (grote) wijk Bloemhof. Hier opereerden (en opereren) criminele drugnetwerken die actief zijn op de internationale markt. Daartoe gebruiken ze lokale bedrijven als ontmoetingsplaats en de Rotterdamse logistiek (o.a. de haven) als dekmantel voor drugstransporten.

Tijdens en na dit project bezocht ik de (omgeving van de) Millinxbuurt en sprak daar met professionals en bewoners. Dat opende mijn ogen voor zorgen van ouders. Een moeder lag letterlijk wakker vanwege de nieuwe vriend van haar dochter. Haar dochter had eerst een vriend met een goedkope auto. De vrouw stelde vertrouwen in deze jongen. Inmiddels had ze een relatie met een jongeman met een erg dure auto. Het leefritme van haar dochter was veranderd, want ze kwam laat thuis en niet alleen op uitgaansavonden. Ze vreesde dat dit ten koste zou gaan van haar beroepsopleiding.

Ze was bezorgd over de hoogstwaarschijnlijk criminele praktijken van de vriend en over zijn intenties. Ze vreesde geweld en teleurstellingen bij haar dochter. 

Zeker zo bezorgd was ze over de optie dat haar dochter haar draai zou vinden in de criminele wereld, met geld. Dat dit vroeg of laat op de één of andere manier verkeerd zou gaan, stond voor haar vast. Andere ouders hadden in deze buurt ook zo hun zorgen over vriendschappen of relaties. Een oneliner van een vrouw sprak boekdelen: ‘In deze buurt kun je maar beter geen mooie dochter hebben.’

Ruim tien jaar later bel ik voor een straatenquête aan bij een echtpaar. Het is een enquête over drugshandel en drugsoverlast op en rondom een pleintje. Het was lange tijd een over-populaire locatie voor Belgische en Franse drugstoeristen om met name gedoogde softdrugs te kopen. Voor een kleine hoeveelheid illegale drugs waren velen niet bereid zo ver te rijden, want dat konden ze ook dichterbij huis kopen. Door de sluiting van een coffeeshop was de overlast van het drugstoerisme fors afgenomen, zo had ik inmiddels begrepen van ondernemers en van mensen die op straat enquêtevragen hadden beantwoord.

Het echtpaar waar ik aanbel, neemt alle tijd om de standaardvragen uitvoerig te beantwoorden. Als ik de open slotvraag stel of ze een toelichting willen geven op de vragen en antwoorden, stellen ze voor dat ik ‘even’ binnen kom. Er is namelijk nog wel iets wat ze willen vertellen en het ligt ze duidelijk op de maag.

Eerst krijg ik koffie en dan herformuleer ik de open vraag. ‘Is er iets waar u wakker van ligt?’ Dat was het geval. Er waren namelijk in de buurt enkele woningen verkocht en het verhaal ging dat een man of familie bij tenminste twee woningen had overboden, terwijl de woningen (in die tijd) niet zo gemakkelijk werden verkocht. Bovendien zou een deel van de koopsom contant zijn betaald. Er stond inmiddels een woning te koop van vrienden en die hadden nu een soortgelijk aanbod gehad. Een man wilde de vraagprijs van de woning betalen. Dat was een goed bod op de toenmalige woningmarkt. De bewoners vermoedden een criminele agenda.

De respondenten hadden inmiddels wat buren gebeld en het was druk geworden in de woonkamer. Ze vertelden over winkels op het plein en in de belendende straat. Volgens de bewoners waren dat dekmantels voor witwassen en voor afspraken met Belgische drugshandelaren. De drugs zou ergens anders liggen, want politie en gemeente waren scherp op drugshandel op deze hotspot. Criminelen hadden volgens bewoners geïnvesteerd in horeca en detailhandel, zoals een cadeaushop. Het lukte me niet om daar een presentje te kopen, want de verkoper wist de prijs niet en was bepaald niet blij met een klant. Nu werden de investeringen verlegd naar de woningmarkt. Bewoners maakten zich geen zorgen meer om de overlast, maar om criminele machtsvorming. De ‘foute’ ondernemers en woningkoper waren uitermate vriendelijk, maar volgens de respondenten was dat een masker en kon de houding zomaar omslaan.

Een groep bewoners had elkaar beloofd een woning alleen te verkopen aan een ‘gewoon gezin’. Dat werd lastig door de (toenmalige) woningmarkt en door de drugsreputatie van het pleintje.

De bewoners waren te spreken over het optreden van de politie en gemeente tegen de overlastgevende drugshandel. Volgens de bewoners kwam de drugsaanpak nu echter in een andere fase terecht. Het ging om de vraag wie de baas was op het pleintje.

In strafrechtelijke zin sprak ik niet met slachtoffers, maar ze lagen wel wakker, ook letterlijk nu dichtbij een huis te koop stond. Dat baarde op een andere manier zorgen dan de nodige intimidaties en bedreigingen ten tijde van de massale drugshandel. Bijvoorbeeld als een buurtbewoner er wat van zei of een foto maakte. De intimiderende schobbejakken waren investeerders geworden. Rond middennacht verliet ik de woning.

Enkele dagen later informeerde een topambtenaar van de gemeente, die de stedelijke aanpak van de drugsoverlast had getrokken, naar de voortgang van de enquêtes. Ik vertelde dat we op één locatie nog niet alle enquêtes hadden afgenomen, maar juist daar veel informatie hadden verzameld. Op hoofdlijnen vertelde ik wat was besproken. De ambtenaar maakte wat aantekeningen. Hij vertelde toen nog niet dat er, in combinatie met andere informatie waarover hij beschikte, alarmbellen afgingen. Later vertelde hij dat meteen actie was geboden, omdat anders de machtsbalans op die locatie was doorgeslagen. Kort daarna bezoekt hij bewoners, gevolgd door een bezoek met de burgemeester.

De aanpak verschoof van operatie naar strategie, en van overlast naar vastgoed en geld. De route van straatinformatie naar de burgemeester, naar twee wethouders (ruimte en economie) en naar de ambtelijke top zorgde dat vroegtijdig de beleidsstrategie werd veranderd. De topambtenaar begreep de straatinformatie goed en bracht de nieuwe gemeentelijke opdracht kernachtig onder woorden: we moeten niet tevreden zijn over de teruggekeerde rust, want de strijd om de zeggenschap op het plein begint nu pas echt.

In 2018 kwam ik er weer. De gemeente had de strijd niet volledig gewonnen, want witwaspraktijken waren er nog wel in horeca en winkels, maar ook zeker niet verloren. De woningen werden bewoond door hele gewone mensen die tevreden waren over de afgenomen overlast vanwege de verdwenen drugstoeristen. De criminele opkooppraktijken waren niet doorgezet. Dit kwam door gemeentelijke investeringen in ruimtelijke ordening, maar ook doordat veel mensen hier simpelweg zijn blijven wonen. 

Eén les: van straatinformatie naar een strategische steun en aanpak 

Aan deze casus wordt één les gekoppeld, die terugkeert in het slothoofdstuk van dit rapport. De topambtenaar in deze casus schat de straatinformatie meteen op waarde en kan ermee aan de slag, omdat hij – in het kader van de bestrijding van drugsoverlast – beschikt over:

  1. zo nodig directe toegang tot de burgemeester;
  2. budgettaire en personele middelen ten behoeve van de projectmatige aanpak van drugsoverlast; en
  3. het vermogen om tot een snelle situatieanalyse te komen, waarbij hij inziet dat de drugsaanpak snel dient te worden doorontwikkeld naar de aanpak van (criminele netwerken met) criminele investeringen in vastgoed, gericht op territoriale macht en invloed. Daarvan dreigde bewoners de dupe te worden.

Voorts kan deze topambtenaar bij de drugsaanpak nieuwe stijl samenwerken met ruimtelijke ordening en stadsontwikkeling, omdat hij in de rug wordt gesteund door burgemeester en wethouders: ‘geleend gezag’. Een andere ambtenaar, een transitiemanager, neemt de ruimtelijke herinrichting ter hand.

In 2018 is één blik voldoende: de gemeente heeft qua ruimtelijke ontwikkeling haar werk gedaan. Dat is ook de teneur bij de straatenquêtes. ‘Van drugsriool naar toplocatie’, aldus een tevreden bewoner. Deze bewoners waren anno 2018 geen slachtoffer meer, maar hadden ongeveer tien jaar eerder doortastende ambtenaren en bestuurders hard nodig.

Voetnoten

  1. Torre, E.J. van der, & Hulshof, M.H.M. (2000). Een drugsscene op Zuid (de Millinxbuurt). Een model voor de strategische analyse van drugsscenes. Alphen aan den Rijn: Samsom.