Overslaan en naar de inhoud gaan

Pilotprogramma Veranderopgave Inburgering (VOI)

Laatste update:

3.2 Evaluaties bestaande werkwijzen

Rotterdam

Onderzoeksbureau: Verwey-Jonker Instituut

Werkwijze

De gemeente Rotterdam biedt de Rotterdamse Taalstart (RTS) aan voor statushouders die net in Rotterdam zijn gevestigd. Het onderzoek gaat over de RTS zoals het sinds 1 september 2019 wordt uitgevoerd door TopTaal NT2 Experts BV. Deelnemers krijgen binnen dit programma gedurende acht weken vier dagen in de week les. In de ochtenden vinden de taallessen plaats; in de middagen zijn er workshops en excursies. Elke week staat in de lessen en workshops een ander thema centraal. Doel van de RTS is om de taalvaardigheid en zelfredzaamheid van de nieuwe Rotterdammers te verbeteren. Doordat er ook aandacht is voor het wegwijs worden in de eigen omgeving en het opbouwen van een sociaal netwerk, draagt dit programma bij aan een goede start in Rotterdam. Na afloop van de RTS volgen statushouders het reguliere inburgeringstraject.

Rapportage

Video

Interview

Een warm welkom met de Rotterdamse Taalstart (RTS)

Het programma Rotterdamse Taalstart (RTS) is ontwikkeld zodat statushouders direct na huisvesting kennis kunnen opdoen van de Nederlandse samenleving en van Rotterdam en dat zij kunnen starten met het leren van de Nederlandse taal. Door middel van een aantal workshops doen zij praktische vaardigheden op om in de stad te kunnen landen. De doorstroom naar inburgering verloopt vanuit RTS soepeler. Lieke Scholte, beleidsadviseur bij de gemeente Rotterdam vertelt: ‘We wilden de mensen snel laten starten, een warm welkom bieden in de stad.’

Evaluatie: 8 weken is lang genoeg

Het Verwey-Jonker Instituut heeft de aanpak geëvalueerd. Scholte: “Wat opviel toen we de resultaten van het onderzoek kregen, was dat de lengte van het programma van 8 weken door de deelnemers als goed wordt ervaren. Wij hadden het idee om het programma te verlengen, maar uit de feedback van de deelnemers maken wij op dat de behoefte daaraan niet groot is.” Daarnaast heeft de gemeente naar de inhoud van de mogelijke verlenging gekeken, de doelgroep voor wie dit dan passend zou zijn en geconstateerd dat dit geen meerwaarde zou hebben. 

Eerst RTS, dan inburgering

In de opzet van het programma volgt een nieuwe Rotterdammer eerst de Rotterdamse Taalstart en dan pas de inburgering. Om mensen zo snel mogelijk te laten starten met het programma, vormt de gemeente heterogene groepen. ‘Hogeropgeleiden en analfabeten geven in het onderzoek aan dat zij daardoor niet alles uit het programma hebben gehaald wat ze konden. Voor de ene groep ging de stof te langzaam, voor de andere te snel. In de doorontwikkeling van het programma willen we hier aandacht voor hebben, zonder de kracht van de snelle start te verliezen,’ licht Scholte toe.

Praktische workshops naast taallessen

Naast taallessen krijgen de deelnemers aan het programma een aantal workshops. ‘De verwachting vooraf was dat iedereen het meest enthousiast zou worden van de taallessen. Uit de evaluatie blijkt echter dat juist de workshops heel positief zijn ontvangen, terwijl het stukje taal onder de deelnemers minder goed uit de verf komt. De workshops hebben een praktische invulling en maken de vertaalslag naar de (Rotterdamse) omgeving, zo kan direct het geleerde in de praktijk geoefend worden. De verwachtingen door de naam ‘Taalstart’ zijn dan ook een beetje anders. We kunnen dan ook zeker nog iets doen in het verwachtingenmanagement.’

Tip voor andere gemeenten

Binnen RTS wordt samengewerkt met verschillende afdelingen binnen de gemeente Rotterdam en externe partners. Zo heeft de gemeente een groep van dedicated klantmanagers voor de statushouders. Goede communicatie en afstemming met elkaar is van wezenlijk belang, met name voor de doorlopende leerlijn richting regulier inburgeringsonderwijs en mogelijke participatie-activiteiten.

‘Mijn tip voor andere gemeenten? Neem de tijd om elkaar te leren kennen, spreek met elkaar duidelijke communicatie af en zoek elkaar op wanneer het beeld van de gemeente niet overeenkomt met dat van de taalaanbieder. Wees zichtbaar voor elkaar,’ besluit Scholte.

Inhoud