Overslaan en naar de inhoud gaan

3.2 Evaluaties bestaande werkwijzen

Ermelo, Harderwijk en Zeewolde (EHZ)

Onderzoeksbureau: Verwonderzoek

Werkwijze

De gemeenten Ermelo, Harderwijk en Zeewolde (100.000 inwoners) hebben gezamenlijk een aanpak voor statushouders ontwikkeld. Onderdelen van deze aanpak zijn outreachend samenwerken met het COA/azc, een brede intake, een ondersteuningsplan (PIP) en aansluitend 5 verschillende duale voltijdtrajecten. De klantmanager en de statushouder voeren samen de regie.

Het onderzoek richt zich op de werkzame factoren in deze aanpak. Specifiek kijkt het onderzoek naar de werkwijze van de klantmanagers en effectiviteit van de duale voltijdtrajecten.

Rapportage

Video

Interview

Een brede aanpak in Ermelo, Harderwijk en Zeewolde

In de gemeenten Ermelo, Harderwijk en Zeewolde werd geconstateerd dat statushouders vaak in een uitkeringssituatie zitten en moeilijk aan het werk komen. Taal is daarbij een belangrijke belemmerende factor. In het samenwerkingsverband Meerinzicht hebben de gemeenten ervoor gekozen om een aanpak te ontwikkelen die met een holistisch mensbeeld de statushouder nét dat beetje extra biedt wat nodig is. Projectleider Jelmer Joustra blikt terug op het onderzoek, dat door Verwonderzoek is uitgevoerd.

Vijf routes voor snelle participatie

'Het onderzoek kijkt breed naar de gehele aanpak voor statushouders die we hebben ontwikkeld en doorontwikkeld de afgelopen jaren. Deze bestaat uit vijf voltijdsroutes, waarbij de aandacht ligt op zowel taal als participatie. Daarnaast is in de aanpak een belangrijke regierol weggelegd voor de klantmanagers. Zij zijn de schakel tussen de taalaanbieder, Vluchtelingenwerk en ons Werkbedrijf', vertelt Joustra. Bovendien bouwen de gemeenten aan een gelijkwaardige relatie tussen klantmanager en de statushouder. 'We vinden het belangrijk dat de statushouder zelf richting kan geven aan het integratieproces. Na drie jaar moet iemand ook zelf zijn weg kunnen vinden, en niet afhankelijk blijven van het netwerk van hulp- en dienstverleners dat door de gemeente om hem heen is gebouwd. Uit het onderzoek blijkt dat dit eigenaarschap van de statushouder zelf nog aandacht nodig heeft.'

Maatwerk of volume maken?

Een andere, belangrijke conclusie van het onderzoek is volgens Joustra de spagaat die de onderzoekers benoemen tussen het bieden van maatwerk en het realiseren van een snelle start, en het creëren van voldoende volume. 'We hebben ervoor gekozen om groepen te starten als daar voldoende volume voor was. Eén route kreeg te weinig instroom om te kunnen starten – en dan zit iemand bijvoorbeeld vier maanden te wachten tot de groep vol genoeg zit. Dat is onwenselijk voor de statushouder, maar starten met een lege groep is ook geen optie. Mijn tip voor andere gemeenten zou dan ook zijn om op zoek te gaan naar een goede balans tussen maatwerk bieden, maar ook genoeg instroom hebben om een groep mee te kunnen starten. Regionale samenwerking kan daarbij helpen.'

Voltijdsroutes werken niet voor iedereen

Ook benoemen de onderzoekers dat een voltijdsroute niet voor iedereen haalbaar is. 'Onze routes beslaan vier volle dagen. Het regelen van kinderopvang is met name een bottleneck, maar psychische of lichamelijke problemen kunnen er ook de oorzaak voor zijn dat deze vier dagen te veel zijn voor de statushouder. We kwamen dan ook tot de conclusie dat we ook deeltijdtrajecten nodig hebben. Hier willen we met de invoering van de nieuwe wet op gaan inzetten', licht Joustra toe.

Goede samenwerking is cruciaal

Tot slot benoemt Jelmer de goede samenwerking tussen de verschillende partijen die betrokken zijn bij de aanpak. 'Van de evaluatie hebben we geleerd om de afspraken die we maken, goed op papier te zetten. Dat helpt om ze uiteindelijk te verfijnen en te verbeteren, wat de kwaliteit van de samenwerking ten goede komt. Onder de nieuwe wet willen de goede samenwerking borgen. Wij vinden het belangrijk dat het echt een samenwerking is tussen alle partijen, ook als we straks een opdrachtgever-opdrachtnemer relatie te hebben met de taalscholen.'

Inhoud