Overslaan en naar de inhoud gaan

Ondermijnende criminaliteit en het sociaal domein: De naïviteit voorbij

Laatste update:

2 Samenwerking

Pilot MER-gemeenten: ‘We komen niet zomaar met een stel ME’ers binnenvallen’

Sociaal rechercheurs zijn een belangrijke spil in de aanpak van ondermijnende criminaliteit, zegt Axel Coenen. Hij is coördinator van de ondermijningstafel van de gemeenten Maasgouw, Echt-Susteren en Roerdalen (MER) én sociaal rechercheur. ‘De samenhang met het brede sociaal domein is echter voor veel gemeenten nog een grote uitdaging.’

‘Een crimineel vraagt toch geen uitkering aan?’ of: ‘Ik kan beter mijn mond houden, anders is mijn cliënt meteen zijn uitkering kwijt.’ Het zijn dit soort uitspraken die Axel Coenen nog regelmatig hoort als het over ondermijnende criminaliteit gaat. Op het gemeentehuis of van hulpverleners. Ondermijnende criminaliteit staat nog niet overal op het netvlies en het imago van de sociale recherche klopt niet, zegt Coenen. Hij probeert voortdurend dat verkeerde beeld bij te stellen.

Natuurlijk is hij ‘van’ de rechtmatigheid, van de handhaving. Bij vermoedens van bijstandsfraude of onrechtmatigheden met zorggelden is de sociale recherche nu eenmaal dé opsporingsinstantie. ‘Maar we zijn niet van de botte bijl. We komen niet zomaar met een stel ME’ers binnenvallen. Het begint met vertrouwen, vertrouwen richting de burger, vertrouwen tussen collega’s onderling. Als je dat niet hebt, dan breekt de pleuris uit, dat hebben we gezien met de toeslagenaffaire. Een integere overheid is het aller-, allerbelangrijkste.’

‘Op het snijvlak van handhaven en vertrouwen’

Bij een integere overheid hoort, stelt Coenen, ook een rechtmatige overheid. Het complexe snijvlak van handhaven en vertrouwen, wat lector Pieter Tops streng liefhebben noemt, vraagt juist om samenwerking tussen het sociaal domein en het veiligheidsdomein. ‘Dat is een uitdaging, maar ik zie ook dat de toeslagenaffaire er nu te pas en te onpas bijgehaald wordt om discussies te beslechten.’

Wegkijken is volgens Coenen geen optie, daarvoor zijn de signalen over de ondermijnende criminaliteit té ernstig. Ook in kleinere dorpen in Limburg. ‘Ondermijning is niet alleen iets van de Randstad. De omvang is anders, maar het gaat onze deur niet voorbij. Elk dossier heeft z’n eigen impact.’ 

Rode draad

Drie jaar terug lieten de drie gemeenten al integrale ondermijningsbeelden opmaken door het RIEC, en niet voor niets. ‘Drugs is de rode draad, er zijn signalen dat mensen bij het azc worden geronseld om hennep te toppen. Maar ook mensenhandel zien we nadrukkelijk voorbijkomen. Ook woont de president van een beruchte motorclub in deze gemeente. En dan hebben we ook nog de zorg over een groot buitengebied.’

De Limburgse gemeenten zien ook regelmatig jongeren uit de Randstad ineens in een klein dorp opduiken en een uitkering aanvragen. ‘Zij worden mogelijk – zo weten we van criminoloog Cyrille Fijnaut – deze kant opgestuurd om de drugslijnen open te houden. Wij houden rekening met dit scenario.’

‘Alertheid om escalatie te voorkomen’

Kortom, zorgwekkende signalen genoeg. ‘Maar ondermijning heeft twee kanten; een harde kant en een zachte kant. We kunnen boeven opjagen, maar automatisch kom je dan ook bij slachtoffers terecht.’ Bij concrete casuïstiek weten professionals in zorg en veiligheid elkaar wel te vinden, stelt Coenen. ‘Maar dan is het eigenlijk al te laat. Dan is de zaak al geëscaleerd. Mooier zou zijn als we zaken kunnen voorkomen. En dat vraagt alertheid van iedereen.’

Hij schetst een casus waarbij veel samenkomt. In een wijk geeft een bepaald pand overlast. De buurt vermoedt dat er sprake is van drugshandel. ‘De politie gaat op onderzoek uit en ziet inderdaad dealers komen en gaan. In het pand wonen twee dames met een beperking, ze krijgen ondersteuning vanuit de Wmo. Ze hebben geen werk of dagbesteding. Ze passen op de kinderen van een bekende crimineel die in de buurt woont. Later worden ze er door hem van beschuldigd geld te hebben gestolen. Vervolgens worden ze door hem gedwongen drugs vanuit hun woning te gaan verkopen. Wanneer het pand op last van de burgemeester wordt gesloten, krijgen de twee vrouwen een advocaat van de crimineel. Ze wonen nog steeds in de wijk, maar krijgen nu extra aandacht vanuit zorg om hun weerbaarheid te versterken. Tegen de criminele familie in kwestie is te weinig bewijs. 

Het is deze casus die hij binnenkort in het team complexe casuïstiek wil inbrengen en bespreken. Had dit voorkomen kunnen worden? Zijn er signalen gemist? Hoe kunnen hulpverleners, Wmo-adviseurs en handhavers samenwerken? Coenen: ‘Door creatief te zijn, door samen te werken kunnen we niet alles oplossen, maar kunnen we wél zaken proberen te voorkomen en zo het verschil maken.’

De MER-gemeenten nemen ook deel aan de training van Divosa. Doel is vooral om de ‘samenhang met het sociaal domein’ te versterken. Met hulp van jurist Jolanda van Boven en organisatieadviseur Jayant Kesarlal worden sessies georganiseerd om hier concreet mee aan de slag te gaan. 

‘Zorgen over afstand tussen burger en overheid’

Coenen weet dat bij klantmanagers en consulenten Werk en Inkomen al veel op het bordje ligt. ‘Maar ik maak me zorgen over de groeiende afstand tussen burger en de lokale overheid. Veel gaat tegenwoordig digitaal. Dat betekent minder persoonlijk contact en ruimte voor vragen, om te sparren met een collega.’

Hij wijst op de FIP-methode, ontwikkeld door bestuurskundige Menno Fenger van de Erasmus Universiteit. ‘FIP staat voor Frequent, Intensief en Persoonlijk. Dat werkt in klantcontacten en dat weten we al heel lang, maar daar moet dan wel ruimte voor zijn.’

Aangever van zorgsignalen

Hij benadrukt dat de sociale recherche bij de MER-gemeenten een belangrijke aangever is van zorgsignalen. ‘Pas nog werd ik op pad gestuurd om een adres te controleren. Daar bleek een dame van een jaar of zestig te wonen, het huisvuil lag een meter hoog in huis. Iedereen kende haar, maar geen hulpverlener kwam bij haar binnen. Dan ga ik dat regelen, ik stuur dan niet een mailtje naar een collega.’

Coenen bedoelt maar, de sociale recherche is er niet alleen om fraudeurs op te pakken. ‘Ik probeer altijd te zoeken naar een bestendige oplossing. Daar hebben we als gemeenten een gezamenlijke en brede verantwoordelijkheid in. Dat vraagt soms om creativiteit en om outreachende professionals die streetwise zijn.’

Inhoud