Overslaan en naar de inhoud gaan

Ondermijnende criminaliteit en het sociaal domein: De naïviteit voorbij

Laatste update:

1 Bewustwording

Interview Petra Nijmeijer: ‘We moeten naar een nieuwe definitie van preventie’

Met een spilfunctie in de internationale drugshandel staat Utrecht voor een behoorlijke opgave als het gaat om de aanpak van ondermijning. Het sociaal domein heeft daarin een cruciale rol, zo stelt Petra Nijmeijer, directeur Openbare Orde en Veiligheid (OOV) in de gemeente Utrecht. ‘We staan voor een breed maatschappelijk probleem.’

Een verviervoudiging van het aandeel Utrechtse jongeren in de drugshandel in vijf jaar tijd, dat is niet niks. Hoe is het zo ver gekomen?

‘Dat is inderdaad enorm. Voor een deel heeft dit waarschijnlijk te maken met de explosieve groei die de regio en dus ook de stad de afgelopen jaren heeft doorgemaakt. Er zijn simpelweg verhoudingsgewijs veel jongeren in onze stad. Maar we moeten daarnaast de hand in eigen boezem steken. We hebben ook, soms noodgedwongen door schaarse capaciteit, zaken laten liggen. Utrecht is een hele sociale stad, met veel aandacht voor veerkracht en het vormen van een vangnet voor kwetsbare inwoners. Dat is heel mooi en ook noodzakelijk, maar we verloren door de stevige nadruk op preventie de aandacht voor criminele jongeren misschien wat uit het oog. Het voorkomen van criminaliteit moet ons hoogste streven zijn, maar voorkomen van recidive is ook een vorm van preventie.’

Met de aanpak ‘Grenzen stellen, perspectief bieden’ willen jullie in Utrecht voorkomen dat kwetsbare jongeren in de lucratieve drugswereld belanden en crimineel geld de weg naar de bovenwereld vindt.

‘Ja, grenzen stellen en perspectief bieden gaan hand in hand bij de aanpak van ondermijning. Waarbij we er trouwens heel bewust voor kiezen de term ondermijning zoveel mogelijk te vermijden. Het is een containerbegrip en daardoor niet altijd heel concreet. Tegelijkertijd hangt er een zweem van veiligheid omheen, terwijl we nou juist willen benadrukken dat het een breed maatschappelijk probleem is waar we voor staan. Vandaar de titel: we moeten stevig grenzen stellen en mensen moeten boete doen voor gemaakte fouten. Maar tegelijkertijd bieden we de helpende hand, dat kan Utrecht als de beste.’

Hoe ziet dat er dan uit in de praktijk?

‘Dit probleem kent een persoonsgerichte kant. Er zijn helaas honderden criminele jongeren die zich met drugshandel bezig houden al bekend. Er zijn ook verschillende criminele families met vertakkingen in en buiten de stad. En er is een gebiedsgerichte aanpak. Ondermijning speelt in de hele stad, maar er zijn bepaalde gebieden kwetsbaarder dan andere. We beschrijven vanuit deze twee hoofdlijnen wat er concreet nodig is om deze problematiek de komende vijf tot tien jaar het hoofd te bieden.’

’Zoals veel gemeenten hebben we binnen de afdeling OOV een afdeling Veiligheid en Zorg, omdat zorg en sociaal domein onlosmakelijk zijn verbonden met veiligheid. We werken heel nauw samen met de afdeling Maatschappelijke ontwikkeling die ook zo’n team heeft. Natuurlijk hebben we ook directe lijnen met zorginstellingen, buurtteams en sportinitiatieven. De afdeling Werk en Inkomen verbindt speciale jobcoaches aan de criminele jongeren. Op deze manier laten we zien dat we gelijktijdig als overheid werken en niet volgtijdelijk.’

’Ik hoor mensen wel eens zeggen dat sociaal domein ‘aan de voorkant’ zit en veiligheid ‘aan de achterkant’. Ik zie dat zelf echt heel anders. We moeten juist in hetzelfde moment zitten bij de aanpak van criminele jongeren. Want hoe zou ik dat moeten uitleggen als iemand uit detentie komt, zit iemand dan weer ‘aan de voorkant’? Het gaat erom dat we tegelijkertijd de focus op dezelfde groep hebben. Met natuurlijk in verschillende fasen van de levensloop wellicht een andere nadruk.’ 

‘Om dus maar meteen een misvatting uit de weg te helpen over de titel van de nota: het is niet zo dat veiligheid de grenzen stelt en het sociaal domein het perspectief moet bieden. We staan samen voor beide. Ook een uitkering intrekken bij niet nagekomen afspraken is bijvoorbeeld grenzen stellen.’

Toch overheerst nog vaak het idee dat criminaliteit een aangelegenheid is van veiligheidsprofessionals.

’Als het gaat om de zware georganiseerde criminaliteit, dan is dat zeker zo. Dat is echt een taak van politie en het Openbaar Ministerie (OM). Maar de sociale ontwrichtende effecten van de georganiseerde criminaliteit, die steeds meer zichtbaar worden in wijken en buurten, daarvoor staan we als openbaar bestuur aan de lat. Want je hebt als gemeente niet alleen een signalerende taak, je wilt ook voorkomen dat de nieuwe aanwas doorgroeit naar de zware georganiseerde misdaad.’

‘Ik denk dus dat we naar een nieuwe definitie van preventie moeten. Ook preventie van doorgroei (voorkomen van recidive) is preventie. En de burgemeester (plus de afdelingen OOV namens haar) kan als voorzitter van de driehoek én als voorzitter van het college een verbindende schakel zijn tussen de werelden van veiligheid en zorg, die soms toch met een andere bril op naar dezelfde problematiek kijken. Ook al denken heel veel mensen dat de burgemeester hier dan doorzettingsmacht in heeft, dat is natuurlijk niet zo. Ook hier is het regie zonder macht, want een burgemeester kan ook niet tegen het OM zeggen wat zij moet doen. Gezamenlijk de opgave en daarmee de inhoud centraal stellen, dat moet de basis zijn.’

Wat is daarin dan de opgave van het sociaal domein?

‘Het sociaal domein kan veiligheidsprofessionals ondersteunen in kennisoverdracht, maar kan ook een signalerende rol vervullen en meehelpen om de samenleving in brede zin weerbaarder te maken tegen negatieve invloeden van buitenaf. Zoals aan veiligheidsprofessionals bijvoorbeeld vertellen wat het met je doet als je in een kansarme omgeving opgroeit. Wat het met je doet als je weinig positieve voorbeelden om je heen ziet, wat het voor gevoel geeft als je niet lijkt ‘mee te doen’. En wat houdt een IQ van 60 eigenlijk in? Het is ongelooflijk waardevol om op deze manier aan kruisbestuiving te doen: trainingen over licht verstandelijke beperking (LVB) aan gevangenispersoneel, politiemensen of toezichthouders van de reclassering. Want zij zien bijvoorbeeld wel veel agressie van een enorme streetwise jongere, maar als je weet dat je hem gezien zijn IQ misschien zou moeten benaderen als een 10-jarige, dat zou al veel verschil maken.’

‘Omgekeerd geldt dit natuurlijk ook: partners in het sociaal domein die beter snappen hoe het mogelijk is dat iemand ogenschijnlijk ‘ineens’ vanuit de gevangenis op straat staat. Wat is het verschil tussen afgestraft zijn en voorlopige hechtenis, waar zijn mogelijkheden om een zorgtraject onder dwang bij een straf toe te voegen? Iedereen staat er natuurlijk met een bepaalde taak in, dat is logisch. Je kunt ook niet van elke professional verwachten dat ie alles overziet. Dat moet je leren. Daar hebben we elkaar voor nodig.’

Je moet feeling hebben voor mensen die de fout zijn ingegaan. Maar tegelijk moet je ook stevig grenzen stellen.

Vergt dat een andere benadering dan de signalering van kwetsbare jongeren zonder crimineel verleden?

‘Er zijn verschillen, deze jongens hebben al aan criminaliteit geproefd of hebben vanuit hun gezinssituatie nooit een ander voorbeeld gehad. Zij zijn niet intrinsiek gemotiveerd om uit de criminaliteit te stappen. Je zult ze dus nog meer moeten motiveren om ze te bewegen. Ze overtuigen dat je met zo’n plofkraak dan misschien in één keer twee ton verdient, maar dat het eigenlijk fijner is als je niet steeds over je schouder hoeft te kijken. En dat het niet ondenkbaar is dat je met deze levensstijl vroegtijdig aan je einde komt of in de gevangenis belandt. Het gaat nog steeds om kwetsbare mensen, zonder perspectief. Je moet feeling hebben voor mensen die de fout zijn ingegaan. Maar tegelijk moet je ook stevig grenzen stellen. Om kunnen gaan met manipulatief gedrag. Dat vraagt een bepaald type professional. Niet iedereen wil dat, daar moeten we ook oog voor hebben.’

Heeft elke veiligheids- en zorgprofessional dat in zich?

‘Het is echt een vak apart. Het gaat om regie voeren zonder macht. Daar heb je naast kennis op het gebied van veiligheid en zorg heel veel vaardigheden voor nodig. Zoals het onderhouden van een netwerk, zowel met overheidsorganisaties als met private partijen. Je moet omgevingssensitief zijn, weten wie je waarvoor kunt benaderen, hoe je betrokken organisaties kunt bewegen de gezamenlijke opgave te laten prevaleren boven de eigen agenda. En opschalen wanneer dat nodig is. We vragen dus nogal wat van deze professionals.’

Een school voor casusregisseurs?

‘In Rotterdam en Amsterdam, waar mijn collega MT-lid Esther Jongeneel en ik eerder werkten, hebben we goede ervaringen met een vakopleiding voor procesregisseurs, iets dergelijks hebben we in Utrecht ook voor ogen. Soms gaat dit in tegen de visie dat je professionals niet teveel moet sturen ‘want zij weten wel wat nodig is’. In principe een hartstikke goed uitgangspunt, maar je geeft zo impliciet ook de boodschap dat ze het allemaal zelf maar moeten kunnen. Dan maak je de drempel om hulp te vragen wel erg hoog. De aard van dit werk is dusdanig complex geworden dat we daarin moeten investeren. Daar ligt een gezamenlijke opgave.’ 

Inhoud