Overslaan en naar de inhoud gaan

Ondermijnende criminaliteit en het sociaal domein: De naïviteit voorbij

Laatste update:

6 Weerbaarheid

Interview Sheila Adjiembaks: ‘Vriendjes maken in vredestijd helpt als het straks oorlog is’

De lokroep van het snelle geld kan aantrekkelijk zijn voor jongeren. Maar er is meer in het leven dan een dure auto. Jongeren weerbaar maken is essentieel in de aanpak van ondermijning, stelt criminoloog Sheila Adjiembaks.

Jongeren weerbaar maken tegen drugscriminaliteit. Dat klinkt alsof het hen overkomt, maar ze zijn daar toch zelf bij? 

‘Je kunt op verschillende manieren tegen criminele carrières aankijken. Als iets waar je bewust voor kiest, of als een fenomeen waar je door omstandigheden in terechtkomt. Vaak ligt de waarheid ergens in het midden. Een jongere is geen willoos wezen. Uit mijn onderzoek en dat van anderen blijkt dat sociale contacten uit de eigen omgeving van jongeren een grote rol spelen.’ De ene jongere is natuurlijk ook beter in het weerstaan van verleidingen dan de andere. ‘We kunnen niet ontkennen dat jongeren soms door hun sociale netwerk of criminele familieleden makkelijker bij criminaliteit betrokken raken. Toch schuilt juist in die sociale omgeving een deel van de oplossing.’ 

Waar moet ik dan aan denken?

‘Een leerkracht, voetbaltrainer of een familielid. Uit mijn promotieonderzoek kwam zelfs naar voren dat bijvoorbeeld een criminele vader, die beter wil voor zijn kind, echt betekenisvol kan zijn. Allemaal kunnen ze net dat zetje geven dat nodig is om weer op het rechte pad te komen. Ogenschijnlijk kleine gebaren zoals bemoedigende woorden, meegaan naar een open dag voor een middelbare school of naar een sollicitatiegesprek, kunnen een wezenlijk verschil maken. Als je zelf bent opgegroeid met een crimineel familielid en je daardoor weet hoe je je leven niét wil leiden, kan dat ook motiveren om criminele verleidingen te weerstaan. Tegelijkertijd moeten we ons realiseren: bij jong zijn, hoort ook fouten maken. We moeten uitdragen dat je er desondanks mag zijn. Zodat jongeren zelfvertrouwen kunnen opbouwen en kunnen leren van ervaringen. Allemaal zaken die noodzakelijk zijn om weerbaar te worden tegen de aanzuigende werking van criminaliteit.’

Wat kunnen gemeenten doen?

‘De sleutel zit in het ontdekken wat betekenisvol is voor een jongere. Dat verschilt per jongere. Daarvoor moet je eerst contact maken. Echt authentiek contact zodat je vertrouwen kunt winnen. Dat gaat niet van de ene op de andere dag. Jongeren zullen in eerste instantie bijvoorbeeld sociaal wenselijke antwoorden geven. Ze gaan echt niet zomaar zeggen dat ze lam zijn geweest, niet naar school gaan of coke hebben gebruikt of verhandeld. Pas als je het verhaal van een jongere kent, kun je het gesprek oprechte verdieping geven en bepalen wat voor hem of haar betekenisvol en helpend is.

Maar hoe kunnen professionals dat doen?

‘Door ruimte te laten voor het eigen, persoonlijke verhaal van de jongere. Professionals moeten zich realiseren: gedragsverandering vergt tijd. Een jongere gaat niet meteen vertellen dat hij coke verpakt of op zijn kamer opslaat voor zijn broer. Jongeren weten dondersgoed dat het fout is, maar ze zijn ook loyaal. Niet ‘snitchen’ is vaak de norm. Het blijft toch je grote broer. En wees eerlijk: loyaliteit is ook een groot goed in de sociale ontwikkeling van jongeren. Alleen krijgt het in dit voorbeeld verkeerde uitingen. 

Professionals krijgen levensverhalen ook niet zomaar te horen. Timing is heel belangrijk: als een jongere in detentie zit, is de zaak al afgedaan en ervaart hij wellicht meer ruimte om zijn verhaal te doen. Bij jongeren die niet vastzitten, gaat dat vaak wat moeizamer. Soms kun je de jongere beter iemand zelf laten kiezen uit zijn omgeving, die je af en toe bij het gesprek betrekt. Bijvoorbeeld ouder(s), een broer of een vriend.’ 

Is het inzoomen op levensverhalen in de aanpak van ondermijning een trendbreuk met de klassieke manier van werken?

‘Niet zozeer een trendbreuk. Maar je haalt de verhalen met een expliciet narratieve methode op. Dit vormt uiteindelijk een samenhangend geheel vanuit het perspectief van de jongere. Dat is anders dan wanneer professionals een levensverhaal construeren op basis van de informatie die zij aangereikt krijgen uit dossiers of van andere professionals en gesprekken met jongeren. Dan moet je uit ‘losse flarden’ zelf chocola van iets maken, zal ik maar zeggen. Dat doet niet altijd recht aan het (verander)verhaal vanuit het perspectief van een jongere zelf.’

Het klinkt als een tijdsintensieve manier van werken.

‘Dat is het misschien ook, maar het levert ook veel op. Het gaat uiteindelijk toch om het effect. Het kan een hulpverlener namelijk veel aanknopingspunten bieden voor een aanpak op maat, een die echt werkt.’

Hoe kunnen professionals deze jongeren bereiken?

‘Ga niet alleen wijzen wat niet mag of kan, wees ook positief stimulerend. Wat kan wél? Wat stimuleert jongeren om hun leven een positieve invulling te geven? Wat geeft hun leven zin? Rolmodellen zijn heel belangrijk. Jongeren willen zich kunnen spiegelen aan leeftijdsgenoten. Dat kan ze het verkeerde pad op brengen, maar je kunt het ook gebruiken om jongeren daarvan af te houden. Bijvoorbeeld door succesverhalen uit te dragen. Jongeren die zich hebben ontworsteld aan hun criminele verleden of die hun talenten inzetten om anderen te helpen en te inspireren. Dat kunnen – als ze met beleid worden ingezet – weer prachtige rolmodellen, credible messengers voor andere jongeren zijn die het eigen geloof in een alternatief, positief toekomstperspectief kunnen versterken.’ 

De cynicus zal nu zeggen dat de keuze om voor een grijpstuiver vakken te gaan vullen of voor honderden euro’s een pakketje af te leveren snel gemaakt is. 

‘Als jongeren in een kansarme wijk alleen maar zien dat een criminele carrière een dikke auto en luxegoederen oplevert, dan is het niet zo vreemd dat ze daar warm voor lopen. Maar de keerzijde is een levensstijl met veel onrust, het risico gepakt te worden en verdriet bij jezelf en je familie. Wat doet jouw criminele carrière bijvoorbeeld met je moeder? Wat voor voorbeeld wil je zijn voor je jongere broertje? Het is onze taak als maatschappij, professionals tezamen om kwetsbare jongeren te helpen (in)zien dat er meer is in het leven dan materiële zaken. Ik zag laatst in een commercial rapper Hef voorbijkomen. De boodschap was dat je geen dure kleding hoeft te dragen om gelukkig te zijn. Kijk, dat vind ik echt heel tof om te zien. Niet voor elke jongere zal dit aansprekend zijn, maar wel voor sommigen. Zo sprak ik bijvoorbeeld twee jongens die in beeld waren geweest voor delictgedrag en (drill)rap luisteren, om te peilen wat zij er eigenlijk van vonden. Zij gaven letterlijk aan ‘Ja, hij [Hef] heeft gelijk. Ik ga die T-shirts zo dragen. Hef is een goede guy’.’

Waar liggen nog kansen voor het sociaal domein als het gaat om de aanpak van ondermijning?

‘Wacht niet te lang met contact leggen, want onthoud: vriendjes maken in vredestijd helpt wanneer het oorlog is. Vaak wordt pas een bataljon professionals opgetrommeld als het fout gaat. Preventie is key. Werk daarvóór dus al aan stevige lokale (en online) allianties met jongeren. Zoek ten tweede de samenwerking op met partners die ertoe doen. Ga niet uit van de ‘standaard’ partners, maar betrek ook een moskee of een sportschool. Praat met jongeren, onderzoek wat ze beweegt vanuit verschillende perspectieven. Dat wordt natuurlijk al gedaan, maar dat kan nog steviger denk ik. Denk bijvoorbeeld aan jongerenwerk en Stichting Halt die samen een preventief gesprek kunnen voeren en op huisbezoek kunnen gaan voor de lichtere doelgroep bijvoorbeeld. Halt vanuit kortdurende, meer pedagogische/begrenzende rol en jongerenwerk vanuit een meer sociaal-agogische duurzame relatie. En tot slot: je moet ook reëel zijn. Weeg samen af voor wie je meer vanuit preventie of meer vanuit repressie inzet, want sommige geharde (vaak wat oudere) jongeren willen ook echt niet geholpen worden. Ook daar moet je sensitief voor zijn.’

Sheila Adjiembaks is zelfstandig criminoloog. Zij heeft een narratieve benadering in haar promotie verkend (Adjiembaks, 2018) en was werkzaam bij het RIEC Midden-Nederland, waar zij onderzoek deed naar jonge aanwas in de harddrugshandel. Zij werkt momenteel ook als strategisch adviseur bij Stichting Halt.

Inhoud