Overslaan en naar de inhoud gaan

Wijzigingenoverzicht nieuwe Wet inburgering

Laatste update:

Taken van gemeenten

Gemeenten zijn in het nieuwe inburgeringsstelsel verantwoordelijk voor de begeleiding en ondersteuning van inburgeringsplichtigen gedurende hun inburgering.

Om hieraan invulling te geven zijn gemeenten in ieder geval verantwoordelijk voor:

  • de brede intake
  • het persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP)
  • (het monitoren van) de voortgang van de inburgering
  • het inburgeringsaanbod, bestaande uit:
    • de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP): voor alle inburgeringsplichtigen
    • het participatieverklaringstraject (PVT): voor alle inburgeringsplichtigen
    • één van de leerroutes: voor statushouders

Tot slot zijn gemeenten verantwoordelijk voor de maatschappelijke begeleiding van statushouders en het financieel ontzorgen van bijstandsgerechtigde statushouders. Deze onderdelen werken we verderop uit.

Model Plan van Aanpak

Gemeenten zijn niet verplicht om een beleidsplan of verordening vast te stellen voor de uitvoering van hun (nieuwe) taken op grond van de nieuwe Wet inburgering, maar kunnen hier uiteraard wel voor kiezen. Divosa heeft een handreiking gepubliceerd om gemeenten te ondersteunen bij de implementatie van de nieuwe Wet inburgering. Deze handreiking laat zien welke stappen gemeenten kunnen zetten om tijdig de regie over de uitvoering te krijgen.

Inburgering in het sociaal domein

Om het doel van de nieuwe Wet inburgering te bereiken, wordt inburgering gepositioneerd in het brede sociaal domein. Met andere woorden: om inburgeringsplichtigen zo goed mogelijk op weg te helpen in Nederland wordt van gemeenten verwacht dat zij de verbinding maken tussen hun nieuwe taken en hun huidige taken in het sociaal domein. Een voorbeeld: een groot deel van de statushouders doet ook een beroep op een bijstandsuitkering. Gemeenten leggen daarom de nadruk op verbinding van ‘inburgering’ met de uitvoering van de Participatiewet.

Doelgroep uitgebreid

De doelgroep van de nieuwe Wet inburgering is gelijk aan die van de huidige Wet inburgering, plus alle individuele Turkse nieuwkomers. De inburgeringsplicht geldt na invoering van de nieuwe Wet inburgering zodoende voor:

  • alle vreemdelingen van 16 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd die zich met een niet-tijdelijk doel in Nederland vestigen;
  • geestelijk bedienaren;
  • alle individuele Turkse nieuwkomers.

In het huidige inburgeringsstelsel zijn Turkse staatsburgers en hun familie- en gezinsleden die in Nederland mogen verblijven uitgezonderd van de inburgeringsplicht; dit op grond van het associatierecht tussen de Europese Unie (EU) en Turkije. Bij de totstandkoming van de nieuwe Wet inburgering is echter besloten om de inburgeringsplicht voor Turkse nieuwkomers opnieuw in te voeren. Inburgering is namelijk een belangrijke en noodzakelijke maatregel om de integratie en participatie van nieuwkomers te bevorderen. Vooruitlopend op deze wijziging is de inburgeringsplicht opnieuw ingevoerd voor Turkse statushouders die op of na 1 mei 2020 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben ontvangen en voor hun nareizende familie- en gezinsleden.

Gezins- en overige migranten

Net als in het huidige inburgeringsstelsel gelden er in het nieuwe stelsel andere regels voor statushouders dan voor gezinsmigranten en overige migranten (waaronder geestelijk bedienaren). Dit heeft te maken met hun verschillende startposities in Nederland. Voor zowel gezinsmigranten als voor geestelijk bedienaren geldt dat zij de weloverwogen keuze hebben gemaakt om naar Nederland te verhuizen. Zij hebben zich bovendien kunnen voorbereiden op hun komst naar Nederland via het basisexamen inburgering in het buitenland, waardoor zij al enige kennis van de Nederlandse taal op niveau A1 hebben. Daarnaast beschikken zij over een sociaal netwerk in Nederland dat hen wegwijs kan maken in de Nederlandse samenleving en waarop zij kunnen terugvallen. Gezinsmigranten en overige migranten komen daarom niet in aanmerking voor de maatschappelijke begeleiding door gemeenten.

In het nieuwe inburgeringsstelsel kunnen zij wél rekenen op meer begeleiding en ondersteuning gedurende de inburgering. Gemeenten zijn namelijk ook voor deze groep verantwoordelijk voor de brede intake, het persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP), (het monitoren van) de voortgang van de inburgering, het aanbod van de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP) en het participatieverklaringstraject (PVT).

In tegenstelling tot statushouders zijn gezins- en overige migranten zélf verantwoordelijk voor (de inkoop en kwaliteit) van het taalonderwijs. Net als in het huidige stelsel zijn zij vrij in hun keuze voor een aanbieder en kunnen zij (onder voorwaarden) gebruikmaken van een DUO-lening van maximaal 10.000 euro. Om van zo’n lening gebruik te kunnen maken, moeten zij een leerroute inkopen bij een aanbieder met een Keurmerk Inburgeren van de Stichting Blik op Werk (BoW) of een diploma-erkenning. Van gemeenten wordt verwacht dat zij gezinsmigranten en overige migranten adviseren en hen informeren over (de inkoop van) passend (bij de leerroute in het PIP) en kwalitatief hoogwaardig inburgeringsonderwijs.

Invulling van de ondersteuning

Omdat er in het nieuwe inburgeringsstelsel andere regels gelden voor statushouders dan voor gezinsmigranten en overige migranten, moeten gemeenten bij de implementatie van de nieuwe wet nadenken over de manier waarop zij de begeleiding en ondersteuning van deze groepen invullen. De begeleiding en ondersteuning die gemeenten de ene of andere groep aanbieden, kan namelijk verschillen.

Zo ligt het voor de hand dat statushouders gedurende hun inburgering meer begeleiding en ondersteuning nodig hebben om een goede start in Nederland te maken dan gezins- en overige migranten. Het is de bedoeling dat gemeenten rekening houden met de capaciteiten, persoonlijke situatie en leerbaarheid van inburgeringsplichtigen.

Inhoud