Overslaan en naar de inhoud gaan

Bundel ‘Een radicale omkering in het sociaal domein’

Laatste update:

4 Ieder het zijne bieden

Introductie

Een belangrijk uitgangspunt voor sociaal beleid was altijd ‘ieder het gelijke’. Nadat de uitvoering van sociaal beleid in 2015 helemaal naar de gemeenten is overgeheveld, heeft dat uitgangspunt plaatsgemaakt voor ‘ieder het zijne’. Eén woord verschil, een totaal andere betekenis. In dit hoofdstuk verkennen we de implicaties van die enorme verandering.

Anneke Ensink (gemeente Amsterdam), foto: Peter Strelitski

Tijdens het voorjaarscongres van Divosa in 2016 hield toenmalig vicepresident van de Raad van State Piet Hein Donner een gedenkwaardige toespraak. Hij verkondigde dat ‘het maken van onderscheid naar behoefte, mogelijkheden en omstandigheden de norm van uitvoering is geworden.’ Hij sprak van een verschuiving van wet- en regelgeving zónder aanzien des persoons – ieder het gelijke – naar besluitvorming mét aanzien des persoons – ieder het zijne (vaak ook ‘maatwerk’ genoemd). We brachten het al ter sprake in hoofdstuk 2.

Geheel nieuwe benadering

Het maken van verschil is juist de bedoeling, betoogde Donner, waarbij hij ook een waarschuwing gaf. ‘Het is een geheel nieuwe benadering in de uitvoering van overheidszorg. U bent daar de verkenners en pioniers van. Alleen is het wel zo dat het kader, de concepten, de instrumenten en de regels die u daarbij ter beschikking staan, veelal nog berusten op de traditionele rechtsidee van gelijkheid.’ Leidinggevenden en professionals merken daarvan de gevolgen, vervolgde hij. ‘Daarbij zult u regelmatig oplopen tegen de overtuiging bij anderen dat er wel wat veranderd is, maar dat voor het overige alles bij het oude blijft.’

Drie vormen van ‘ieder het zijne’

De woorden van Donner uit 2016 hebben nog niets aan betekenis ingeboet. ‘Ieder het zijne’ vormgeven blijkt in de praktijk een enorm gevecht met de bestaande structuur; een strijd die nog niet gestreden is.

In het werkboek ‘In het vooronder van de publieke zaak’ (1), onderscheiden de auteurs, organisatiekundige Casper Hartman en hoogleraar bestuurskunde Pieter Tops, vier niveaus in de complexiteit en intensiteit van de interactie tussen organisatie en burger en de gekozen aanpak (hoeveel mensen, diensten, partners heb je nodig om uitvoering te geven aan de vraag of (probleem)situatie?).

  • Niveau 1: Simpele interactie, overzienbaar afhandelingswerk. Vraagt inzet van een beperkt aantal diensten.
  • Niveau 2: Simpele interactie, ‘gevoelvol’ afhandelingswerk. Vraagt intensieve afstemming op een gevoelvolle manier met een beperkt aantal diensten.
  • Niveau 3: Complexe interactie, overzienbaar afhandelingswerk. Vraagt inzet van een beperkt aantal diensten.
  • Niveau 4: Complexe interactie, veelomvattend afhandelingswerk. Vraagt gecombineerde inzet van diensten ten behoeve van unieke situaties.

In dit hoofdstuk vertalen we deze indeling naar drie vormen van ‘ieder het zijne bieden’ zoals we die in de praktijk bij gemeenten zien:

  1. optimale dienstverlening voor relatief eenvoudige vragen (een samenvoeging van niveau 1 en 2).
  2. maatwerkbudget als bypass (als voorlopig instrument voor niveau 3. Bestaande wet- en regelgeving wordt nog ongemoeid gelaten. Er wordt een hulpstructuur opgezet die – voor dat moment – een passende oplossing mogelijk maakt).
  3. omgaan met complexe vraagstukken (niveau 4).

Voetnoten

  1. Hartman, C. en Tops, P., Werkboek In het vooronder van de publieke zaak, pag. 63-65. 2006, Kenniscentrum Grote Steden.